Conclusies overlegronde TIM-Limburg

Terug naar Index TIM-Limburg



Concept

Resultaten vooronderzoek haalbaarheid TIM - Limburg

E. de Tollenaer en M. Olivers

April 2001-september 2001

1. Inleiding

De regio Eindhoven investeert al enkele jaren in het trainen van samenwerking tussen kennisinstellingen, bedrijfsleven en overheid. Dat doet deze regio onder meer via de Training Interactie Management (TIM) die vanuit de TUE wordt georganiseerd.

TIM laat toekomstige leiders uit verschillende organisatieculturen (overheid, bedrijfsleven, kennisinstellingen) in een beschermde omgeving ervaring opdoen met multidisciplinaire samenwerking. De regio is daarbij een belangrijke invalshoek.

Gezien de resultaten in de regio Eindhoven, alsmede het feit dat de kwaliteit van samenwerking en netwerken ook voor Limburgse organisaties van groot belang is voor haar toekomstige economische positie, wordt overwogen wordt om in februari 2002 met een pilot van TIM in Limburg te starten.

Een overzicht van de bundle of benefits:

  • (Inter-)regionale opzet met aandacht voor regionale kansen;
  • De deelnemers en inleiders zijn afkomstig uit bedrijven, kennisinstellingen, overheid en intermediaire organisaties uit de eigen regio;
  • De deelnemer leert van andere deelnemers afkomstig uit andere organisatieculturen;
  • De deelnemer leert de intrinsieke waarde kennen van een nieuw netwerk;
  • De inleiders dragen authentieke kennis en ervaring over aan een nieuwe generatie;
  • Het trainingsprogramma is afgestemd op de behoefte van de deelnemende organisaties, de deelnemers en de omgeving waarin zij functioneren;
  • Structurele aandacht voor netwerkvorming en samenwerking
  • - De training vindt plaats in een overzichtelijk tijdsbestek en wordt georganiseerd door een professionele organisatie vanuit de TUE.

    Of TIM daadwerkelijk wordt gestart hangt af van de behoefte van Limburgse organisaties aan een dergelijke training alsmede van de vraag op welke wijze de organisaties het TIM concept ingevuld willen zien.

    Om de behoefte aan TIM Limburg in kaart te brengen, is in de periode april 2001-september 2001 een vooronderzoek gestart. Het onderzoek is uitgevoerd door E de Tollenaer en M.Olivers.

    Hieronder volgen de resultaten.

    2. Geraadpleegde organisaties

    Bedrijven (incl. zakelijke dienstverlening)

    Ernst & Young (P. van de Voort)

    KPMG (M. Frankort/E. van Velzen)

    Essent (G. Prieckaerts)

    Nedcar (P. de Bruin)

    Seacon Logistics (H. de Bruyn)

    ABP (J. Eggen)

    SNS Bank Limburg (A. Wintels)

    Speciaalwerk Venray (J. Driessen)

    Libertel (H Clevis)

    Vebego international (W. Feijen/ S. Feijen)

    Tebodin ( A. van Delft)

    Ordina (H. Snackers)

    DSM Limburg (F. Pistorius/ J.Søorensen)

    Veiling ZON (RMulders)

    Rockwool (Mooren)

    Kennisinstellingen (incl. de zorgsector)

    Universiteit Maastricht (K. Dittrich)

    Open Universiteit (Th Wöltgens/ R van Dam)

    AZM Maastricht (S. Kuyer)

    Prof. Dubois Stichting (J. Spätjens)

    Overheid

    Provincie Limburg (H. Daniëls / E. Canisius)

    Gemeente Venlo ( J.Schrijen)

    Intermediaire organisaties

    Kamer van Koophandel Noord en Midden Limburg (H. Loozen/ P. van Heyst)

    Industriebank LIOF (F. Koelman/ P. Vossen)

    Syntens (M. Flinsenberg)

    Kamer van Koophandel Zuid-Limburg (P. Haane/ Elshout)

    Limburgse Werkgevers Vereniging (L. Zwiers )

    3. Onderzoeksvragen

    Het onderzoek heeft zich geconcentreerd op de volgende vragen:

  • Wordt het algemene doel van TIM te weten meer structurele aandacht voor het zelforganiserend vermogen van een regio onderkend?
  • In welk opzicht zou TIM van toegevoegde waarde kunnen zijn voor het individu, organisatie en omgeving?
  • Is uw organisatie bereid deelnemers te leveren?
  • Is uw organisatie bereid inleiders te leveren?
  • Op welke schaal zou TIM georganiseerd moeten worden, regionaal, euregionaal, provinciaal?

  • Zijn er nog specifieke punten van aandacht waaraan TIM inhoudelijk dan wel randvoorwaardelijk aan zou moeten voldoen?

  • 4. Voorlopige conclusies

    Algemeen

    Er zijn in totaal 37 organisaties benaderd om medewerking te verlenen aan het onderzoek. 11 organisaties hebben op een of andere manier blijk gegeven (vooralsnog) geen interesse te hebben (gemeente Maastricht/ gemeente Kerkrade /Océ /Jalema /Cadac /Leolux /Machinefabriek Konings /Smeets Bouw /Sappi/ Chateau St Gerlach/ Macintosh/ Inalfa).

    De algemene conclusie is dat van de geraadpleegde organisaties nagenoeg alle organisaties positief stonden tegenover het initiatief. Er is dan ook voldoende draagvlak voor een eerste editie van TIM in Limburg. In de onderstaande beantwoording van de onderzoeksvragen wordt meer in detail aangegeven waarop deze algemene conclusie is gebaseerd.

    Met de provincie is gesproken over een subsidie, voor zowel voor het onderzoek als de pilot.

    Uitsluitsel daarover is er nog niet.

    Beantwoording onderzoeksvragen

    1. Wordt het achterliggende doel van TIM, meer structurele aandacht voor het zelforganiserend vermogen in de regio onderkend?

    Alle organisaties onderkennen het belang van versterking samenwerking tussen organisaties in een regio. Bij enkele organisaties ligt de prioriteit bij het investeren in euregionale samenwerking(UM/KvK's/LIOF, Provincie) Versteviging van samenwerkingsverbanden, zo wordt aangegeven is met het oog op nieuwe generaties ook nodig vanwege de globalisering van de economie en de 'terreur' van de belegger die ook in onze regio steeds sterker merkbaar wordt (E&Y).

    Dat samenwerking tussen verschillende organisaties ook van de grond komt wordt niet als vanzelfsprekend gezien. Een aantal organisaties geven aan dat bij hen met name de externe oriëntatie(regio) nog zwak is ontwikkeld (Essent/Nedcar/SNS/KPMG/ABP/OU). Hierin zou TIM een belangrijke rol kunnen spelen. TIM zou ook een rol kunnen spelen als platform om visies te geven op ontwikkelingen in de regio (UM/Provincie/KvK/DSM)

    2. Kan TIM van toegevoegde waarde zijn voor uw organisatie en waar ligt die toegevoegde waarde?

    Een groot deel van de organisaties ziet TIM als een initiatief dat Limburg nog niet kent en elementen toevoegt aan bestaande cursustrajecten. DSM ziet het initiatief niet als een traject dat veel meer te bieden heeft dan de potentiële doelgroep binnen DSM al ontvangt aan training en opleiding. LWV is van mening dat de door haar ondersteunde Vlerick opleiding op exact dezelfde leest is geschoeid.

    De toegevoegde waarde ligt voor de meeste organisaties in de verbreding en intensivering van het regionaal netwerk en daadwerkelijk samenwerken met vertegenwoordigers van andere organisatieculturen uit de regio.

    TIM kan een geslaagde activiteit worden als de deelnemers kunnen leren van elkaar, kunnen voortbouwen op elkaars kennis en ervaring en idealiter ook nog kunnen reflecteren op de regionale thema's.

    3. Is uw organisatie bereid deelnemers te leveren?

    De meeste organisaties hebben expliciet aangegeven bereid te zijn deelnemers te leveren.

    4. Is uw organisatie bereid inleiders te leveren?

    Nagenoeg alle organisaties zijn bereid inleiders te leveren. Ook DSM is graag bereid mee te werken.

    5.Op welke schaal zou TIM georganiseerd moeten worden, regionaal, euregionaal, provinciaal?

    Over het algemeen is men van mening dat het wervingsgebied Limburg zou moeten zijn. Dit vanuit de doelstelling van de training om interactie tussen verschillende type organisaties te bevorderen. Noord of Zuid maakt daarin geen verschil Een minderheid geeft een voorkeur aan een editie aansluitend bij soc-econ entiteiten (Noord/Zuid) (UM/KPMG/KvK).

    Op termijn zou TIM ook een aardig instrument kunnen zijn om ook de euregionale samenwerking te bevorderen, zo wordt gesteld.

    6. Zijn er nog specifieke punten van aandacht waaraan TIM inhoudelijk dan wel randvoorwaardelijk aan zou moeten voldoen?

    In randvoorwaardelijke zin is door een ruime meerderheid genoemd dat de groep van deelnemers evenwichtig van samenstelling moet zijn. Een suggestie is ook om bijvoorbeeld een groep van bedrijven 'eigenaar' te maken van de training zodat er een goede afstemming qua deelnemers en qua inhoud mogelijk is. Vanuit de OU is belangstelling om als mede organisator te fungeren.

    Inhoudelijke thema's zijn interculturele samenwerking, binding/motivatie van werknemers, intuïtie, kennismanagement. Ten aanzien van de kosten is aangegeven dat een bedrag van om en nabij de ƒ10.000 voor niemand een probleem was.



    Terug naar de top van deze pagina