Industrieel Ontwerpen

aan de Technische Universiteit Eindhoven

Een globale marktverkenning

Rapportage door de N.V. Brabantse Ontwikkelings Maatschappij (mevr. mr. M.W.Hein)

van een drietal door Syntens Eindhoven georganiseerde workshops

Terug naar de Index SIO

1. Inhoudsopgave

2 Inleiding

3 Achtergrond

3.1. Omgevingsfactoren

3.2. Invloed van productcreatie

3.3. De innovatieve ontwerper

4 Marktverkenning

4.1. Theorie en praktijk

4.2. Doelgroepen in de markt

4.3. Doelstelling

4.4. Aanpak

5 Workshops

6 Resultaat in relatie tot maatschappij

6.1. Kwalitatief

6.2. Kwantitatief

7 Conclusie

 

2. Inleiding

Voor de Nederlandse economie is een competitieve ontwerp -en maakindustrie en de haar omringende zakelijke dienstverlening van groot belang. Competitief blijven in deze sector vereist een grote inspanning als gevolg van de snel veranderende omstandigheden waaronder bedrijven hun producten en diensten moeten ontwikkelen. De klant is koning geworden en wenst in toenemende mate producten/diensten 'op maat', zonder daarvoor veel meer te willen betalen. Hierdoor is de voorspelbaarheid van de markt sterk afgenomen, wat hoge eisen stelt aan de flexibiliteit van een onderneming. Door de veranderende omgeving, veranderen ook de eisen die aan de ontwerpers en ontwikkelaars van producten en diensten worden gesteld. Duidelijk is dat de sociotechnische vaardigheden en een gevoel voor de wensen van de gebruiker/klant in belang zullen toenemen. Communicatieve en creatieve vaardigheden worden gezien als essentiële bekwaamheden. Zo zijn er verschillende vaardigheden meer van groot belang bij het toekomstig industrieel ontwerpen.

De Technische Universiteit Eindhoven (TUE) heeft 'ontwerpen' als belangrijk speerpunt in haar missie opgenomen. Dit komt o.a. tot uitdrukking in de opleidingen tot technologisch ontwerper en het OGO-model: het ontwerpgericht onderwijs. Het gebied van industrieel ontwerpen sluit goed aan bij het profiel van de TUE. Een Stuurgroep heeft een vaardigheidsprofiel opgesteld voor toekomstige ontwerpers. Dit is vertaald naar eisen die aan het curriculum van een nieuwe ingenieursopleiding gesteld kunnen worden.

Teneinde de vertaalslag naar de markt te maken heeft de TUE de medewerking gevraagd van Syntens Eindhoven. Syntens heeft voorgesteld in workshops de mening van een representatieve groep van bedrijven boven tafel te krijgen. Syntens heeft vervolgens een drietal workshops georganiseerd. Tijdens deze workshops is getoetst waar de behoefte ligt van het bedrijfsleven op het gebied van industrieel ontwerpen en hoe een TUE daarop in kan spelen. Syntens heeft in overleg met de TUE de Brabantse Ontwikkelings Maatschappij gevraagd de verslaglegging van deze workshops voor haar rekening te nemen. Het verslag van de drie workshops treft u in deze rapportage aan.

De opbouw van het rapport is als volgt: eerst wordt ingegaan op enige achtergrond-informatie met betrekking tot de ontwikkelingen in de maatschappij in relatie tot industrieel ontwerpen. Vervolgens wordt de aanpak met betrekking tot de workshops beschreven. Daarna wordt getracht een vertaalslag te maken van de verkregen gegevens uit de workshops in kwalitatieve en kwantitatieve zin. Deze rapportage wordt afgesloten met een conclusie.

3. Achtergrond

3.1. Omgevingsfactoren

In de huidige maatschappij is er een aantal trends waar te nemen. Zo zien we de volgende ontwikkelingen:

  1. De markt wordt steeds meer vraaggestuurd. Kenmerken zijn massa-individualisering en aandacht voor life cycles;
  2. Toenemende mondialisering;
  3. Toenemende dynamiek;
  4. Toenemende kennisintensiteit;
  5. Toenemende complexiteit van producten.

In de huidige maatschappij moet de focus van de onderneming, verschuiven van het fabricageproces naar productinnovatie. Bedrijven zullen moeten inspelen op de genoemde ontwikkelingen door:

  1. Flexibilisering;
  2. Life cycle-benadering;
  3. Samenwerking in engineering;
  4. Kennismanagement.

Productcreatie heeft invloed op zowel de innovativiteit, flexibiliteit, snelheid, doelmatigheid als de beheersbaarheid van processen. Productcreatie raakt alle onderdelen in een organisatie. Het veranderen/verbeteren van het product-creatie-proces beïnvloedt als zodanig het wezen van een organisatie. Een reden om dieper op deze materie in te gaan.

3.2. Invloed van productcreatie

Productcreatie kan niet meer worden gezien als ‘slechts’ één van de vele functies die in een onderneming moet worden vervuld. De product-creatie-functie wordt van groot strategisch belang en moet in een onderneming centraal worden gesteld. Het creëren van nieuwe producten wordt nog te vaak gezien als een soort kunst die niet te besturen of te plannen is. Productcreatie is echter voor de industrie een sleutelproces en moet als zodanig gedefinieerd, gestructureerd en beheerd worden. De werkwijze waarmee nieuwe producten worden gecreëerd moet zeer nauw verbonden zijn met andere processen in de onderneming zoals fabricage, verkoop en marketing.

Time to market wordt bijvoorbeeld steeds belangrijker. Juist hier speelt de productcreatie een grote rol. Een fabrikant die het eerst op de markt is met een nieuw product heeft al snel de hoogste winstmarges. Door een snelle productontwikkeling kan sneller en flexibeler worden ingespeeld op de wensen van de klant en ontstaat, door incrementele productontwikkeling, de mogelijkheid tot verkleining van het risico. Productontwikkeling wordt in veel gevallen gebaseerd op marktonderzoek. Hoe korter de time to market, hoe betrouwbaarder de productontwikkeling in relatie tot het marktonderzoek. Er ontstaat tevens een mogelijkheid tot het voeren van een volgerstrategie.

Niet alleen door het bedrijfsleven wordt de geschetste ontwikkeling gevoeld. Ook overheden proberen in te spelen op deze veranderingen. Een voorbeeld is het project ‘Strategische Productontwikkeling’ dat wordt uitgevoerd door Syntens Eindhoven. De doelstelling is om de productontwikkeling in Brabant te versterken. Hierdoor zal Brabant haar concurrentiepositie kunnen verbeteren.

3.3. De innovatieve ontwerper

Wil in de onderneming het product-creatie-proces verbeteren dan dient de gehele organisatie daarvan doordrongen te zijn. Er wordt welhaast gesproken van een cultuurverandering die aan de basis ligt van een dergelijke verbetering/verandering. Uitgangspunt voor deze verandering is een andere, integrale en dynamische structurering van het ontwerpproces.

Aan de basis van deze (cultuur)verandering staat de mens. De ontwerper/productontwikkelaar heeft direct invloed op het beheersen en aansturen van de ontwikkelings/ontwerp processen. De ontwerper/productontwikkelaar dient geëquipeerd te zijn om (veranderings)processen door te voeren. Hij dient van alle markten thuis te zijn. Er wordt gezocht naar een multidisciplinaire ontwerper.

Deze ontwerper zal tevens internationaal moeten worden opgeleid. Uit onderzoek is namelijk gebleken dat buitenlandse ontwerpbureaus (Duitsland, Groot-Brittannië, Italië, Verenigde Staten) klantgerichter functioneren en dat vanuit redelijk vaste teams klanten worden bediend. Communicatievaardigheden zijn bij buitenlandse bureaus beter ontwikkeld. Buitenlandse ontwerpbureaus blijken een bredere culturele oriëntatie te bezitten. Bovendien werken Nederlandse bureaus te weinig procesgericht. De opleiding IO zal een antwoord moeten worden op deze relatieve achterstand.

De nieuwe opleiding van de TU Eindhoven (TUE) ‘Opleiding Industrieel Ontwerpen’ (IO) beoogt deze specifieke ontwerper af te leveren.

4. Marktverkenning

4.1. Theorie en praktijk

Dat er vanuit de ontwikkelingen in de markt een behoefte bestaat aan multidisciplinaire ontwerpers wordt in theorie onderschreven door verschillende partijen. Een interessante vraag is of de markt als vrager van industriële ontwerpers er ook zo over denkt.

4.2. Doelgroepen in de markt

De nieuwe IO-opleiding zal ontwerpers kunnen leveren voor zowel de ontwerp -en maakindustrie als de bouwsector. Aandachtspunt in dit rapport is met name de maakindustrie omdat juist hier de noodzakelijke snelle en efficiënte ontwikkeling sterk wordt gevoeld. De maakindustrie is relatief ver met het toepassen van ontwerphulpmiddelen waardoor deze sector goed als bron van inspiratie voor andere sectoren kan dienen. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de dienstverlening zoals ontwerpbureaus die in belangrijke mate industrieel ontwerpers afnemen van de verschillende opleidingen.

4.3. Doelstelling

Door de marktverkenning wordt beoogd een antwoord te geven op de volgende vragen:Is er bij de ontwerp -en maakindustrie behoefte aan een nieuwe generatie industrieel ontwerpers namelijk de IO-ingenieur? En zo ja, hoe groot is deze behoefte? Met andere woorden: wat is het draagvlak voor een nieuwe opleiding op dit gebied?

4.4. Aanpak

Getracht is om een antwoord te krijgen op de vragen door middel van het uitvoeren van een aantal workshops waarin het bedrijfsleven en de TUE van gedachten konden wisselen over het bovenstaande. Getracht is om een gevarieerd gezelschap bij elkaar te brengen deels vanuit de ontwerp –en maakindustrie en deels vanuit verschillende disciplines van de TU Eindhoven. Voor een lijst van de deelnemers wordt verwezen naar bijlage I.

5. Workshops

Er zijn drie workshops gehouden (11 april, 9 en 10 mei jl.) waaraan in totaal 18 bedrijven en 11 leden van de Stuurgroep hebben deelgenomen. Het bedrijfsleven was met name opgebouwd uit personen van de ontwerp –en maakindustrie. Het bedrijfsleven dat benaderd is voor deelname aan de workshops, is een selectie uit de regio Zuid-Nederland (Eindhoven, Venlo, Breda oftewel regio TUE). Doelstelling was om bedrijven om tafel te krijgen die tevens potentiële werkgevers zijn voor de toekomstige nieuwe ingenieurs.

Na een korte uiteenzetting door de TUE is er aan de hand van stellingen met de groep gediscussieerd over de ontwikkelingen in het ontwerpvak. De gehanteerde stellingen waren hierbij overigens slechts een deel van de werkwijze om de deelnemers te ondersteunen hun beelden van de ontwerper-in-spé in woorden uit te drukken. Na deze discussie van één uur is aan de deelnemers gevraagd: "Wat moet de TUE de IO-ingenieur leren?". Dit heeft geleid tot een groot aantal korte statements. Vervolgens hebben de deelnemers aangegeven welke van deze statements voor hen het belangrijkste waren.

De uitgebreide uitwerking van de workshops treft u aan in bijlage II. De conclusies treft u aan in hoofdstuk 6.

6. Resultaat in relatie tot maatschappij

6.1. Kwalitatief

Zoals hierboven is aangegeven hebben de deelnemers van de workshop hun wensen en behoeften in beeld gebracht (Bijlage II).

Voor een uitdieping van de verkregen informatie worden de opmerkingen gegroepeerd in de volgende drie hoofdgroepen:

  • Academische kennis
  • Toegepaste kennis
  • Persoonskenmerken

Het volgende kan worden geconcludeerd:

Academische kennis

Breed gedragen wordt de gedachte dat er behoefte bestaat aan een regisseur van het ontwerpproces, maar deze regisseur moet dan wel zelf ook ten minste één vakdiscipline beheersen. Daarnaast moet er basiskennis zijn van andere technische en niet-technische disciplines. Vooral zaken als creativiteit en klantgevoel worden vaak genoemd. Het kunnen ontwerpen van concepten en visies wordt veel genoemd.

Statements die hoog scoorden:

  • business creatie regisseur voor scenario’s, concepten etc;
  • vertaalproces van gebruiker naar functionaliteit;
  • techniek en emotionele intelligentie;
  • brede culturele ontwikkeling
  • domeinkennis en communicatie.

Toegepaste kennis

Uiteraard zijn bedrijven uit op snelle inzetbaarheid en daarom zien we ook kenniswensen die doorgaans door ervaring worden verworven. De nadruk ligt hier op communicatie, integreren en teamleider.

Statements die hoog scoorden:

  • integrator van kennis;
  • teamspeler;
  • samenwerken met verschillende disciplines;
  • creatief kennissoorten integreren;
  • communicatieve vaardigheden;
  • marktgevoel.

Persoonskenmerken

Hoewel de vraagstelling nadrukkelijk was gericht op het kunnen aanleren, worden in niet onbelangrijke mate door de deelnemers ook statements gedaan die het karakter hebben van persoonskenmerken. Wellicht dat door assesment potentiële studenten kunnen ontdekken of zij de eigenschappen bezitten die nodig zijn om succesvol dit vak te kunnen uitoefenen.

Statements die hoog scoorden:

Naast reeds genoemde kwalitatieve eisen werd de noodzakelijke internationale component in de opleiding een aantal keren benadrukt door beide partijen.

Vervolgens kunnen de meest relevante wensen/behoeften van het bedrijfsleven (de onderdelen die het grootste belang hebben gekregen) worden afgezet tegen de tot nu toe opgestelde eisen van de TUE met betrekking tot de opleiding.

Als relevant voor het bedrijfsleven worden ervaren:

In het door de TUE opgestelde curriculum worden genoemd

Basistechnieken van alle faculteiten

Multidisciplinair

Zich in de rol van iemand anders kunnen verplaatsen

Combinatie vormgeving en technologie

Horizontale creativiteit

Creatief kennissoorten integreren

Conceptueel denken en handelen

Zowel business-to-business als business to consumer

Boerenverstand gebruiken

Marktgevoel

Waardeketen denken

Combinatie mens/product

Scenario’s kunnen schrijven

Multidisciplinair

Ondernemen, initiatief

Stimulering ontwik. originele ideeën

Omgaan met onzekerheid

Inventiviteit

Multidisciplinaire groep kunnen

Stimulering zelfstandig denken

Internationaal kunnen functioneren

Aandacht aan levenscyclus

Kracht/lef hebben project te stoppen

Opleiding is gekoppeld aan onderzoek

Vertaalproces functionaliteit naar technische consequenties

Stimuleren werken in teams leiden

Vertaalproces gebruiker naar functionaliteit

Verplichte internationale component

Domeinkennis en communicatie

Stimuleren zelfstandig denken, stellingname en verdedigen standpunten

Techniek/emotionele intelligentie

Combinatie mens/product

Teamplayer

Multidisciplinair

Goed kunnen balanceren tussen alle aspecten

Stimuleren werken in teams

Business creatie regisseur voor scenario’s, concepten, etc.

Combinatie vormgeving, technologie, mens/product-aspecten

 

Een combinatie van het hierboven reeds genoemde

Er is aldus een overlapping met de gevoelde behoefte in relatie tot het tot nu toe opgestelde conceptcurriculum. Dit is een positief gegeven omdat dit betekent dat er inderdaad een behoefte is, en dat de TUE voor een deel aansluit bij de verwachtingen van het bedrijfsleven.

Tot zover zaten bedrijfsleven en TUE goed op één lijn. Uiteraard zijn er ook enkele nuance of accent verschillen aan te duiden. Hieronder worden een aantal voorbeelden van enkele verschillen tussen de TUE en bedrijfsleven genoemd:

Prioriteit Bedrijfsleven

Prioriteit Universiteit

Mensenkennis

Interactief

Goed Luisteren

Integraal ontwikkelen

Omgevingszin

Visualiseren

Presentatietechnieken

Emotionele beleving

Vertaalproces functionaliteit

naar technische consequenties

Menswetenschappen

Kostenbewustheid

Kunnen samenstellen

Prestatiegericht

Stijl

Zelfvertrouwen

Exploratief gedrag

Communicatieve vaardigheden

 

 

Uitgangspunt voor de nieuwe opleiding IO, voor zowel het bedrijfsleven als de TUE is de combinatie van productcreatie en procescreatie verenigd in één opleiding. Het bedrijfsleven legt hierbij meer het accent op de persoonlijke kenmerken van de student waardoor een makelaar/schakelaarrol kan worden vervuld. De TUE kijkt meer naar wat zij kan realiseren in haar opleiding.

Over het geheel genomen is men positief over het initiatief van de TUE ten aanzien van een nieuwe opleiding Industrieel Ontwerpen. Er is een behoefte aan een nieuw soort ontwerper die product en proces kan combineren. Er is behoefte aan regisseurs, makelaars en schakelaars tussen klant en bedrijf en vertalers tussen gebruiker en product. Dit vergt een ontwerper die niet alleen technisch onderlegd is maar tevens een aantal algemene vaardigheden heeft ontwikkeld. Een opvallende gedachte van het bedrijfsleven is dat men meer denkt aan een technische opleiding met daarop een soort aanvullende ‘industrieel ontwerpen’ component. Men is van mening dat de huidige opleidingen in grote mate kunnen voldoen aan de wensen en behoeften. Men mist echter nog een punt op de i.

6.2. Kwantitatief

Kwantiteit/aanbod

Industrieel ontwerpers worden momenteel door de volgende academische onderwijsinstelling opgeleid: TU Delft.

Uit cijfers is gebleken dat op dit moment landelijk de volgende afstudeerstroom van industrieel ontwerpers bestaat. Het betreft hier studenten uit het wetenschappelijk onderwijs.

Jaar             Hoeveelheid afgestudeerden

1996/1997            168

1997/1998            155

1998/1999            145

Van de afgestudeerden zal 82 procent uiteindelijke werkzaam zijn in het vakgebied industrieel ontwerpen waarvan 19 procent zelfstandig werkzaam is en 63 procent in loondienst. Dit betekent dat, gesimplificeerd, jaarlijks ongeveer (bij een gemiddelde van 150 afgestudeerden) 123 industrieel ontwerpers een baan zullen vinden in hun vakgebied.

De doelstelling van onderhavige nieuwe opleiding is om jaarlijks 75 ingenieurs af te leveren. Deze uitstroom zal gebaseerd zijn op een jaarlijkse instroom van ongeveer 100 studenten. De herkomst van dit aanbod van studenten zal deels ten koste gaan van huidige opleidingen. Daarnaast zullen studenten, die voorheen niet geïnteresseerd waren in industrieel ontwerpen, door de brede insteek van deze opleiding, wel gemotiveerd zijn om deze opleiding te starten. Wellicht zullen studenten, die een praktische opleiding wensen en normaal voor een Hbo-opleiding zouden kiezen, toch voor een wetenschappelijke opleiding kiezen omdat de onderhavige praktische en creatieve opleiding hierbij kan aansluiten. De instroom op academische ontwerpopleidingen zal in totaal vergroten. Op deze wijze zal het kennisniveau in Nederland worden verhoogd.

Kwantiteit/vraag

Tijdens de workshops is door een aantal grotere bedrijven aangegeven dat er in ieder geval tientallen nieuwe integraal ontwerpers gebruikt kunnen worden binnen de eigen organisatie. Dit werd beargumenteerd op grond van inhoud en kwaliteit. De opleiding springt in op een gat in de markt. Er wordt in de toekomst een ander type ingenieur verlangd. Daarnaast is er een tekort aan goede werknemers. De opleiding lijkt kwalitatief goed geschoold personeel af te leveren geschikt voor meerdere functies binnen de organisatie.

Het lijkt erop dat zich de volgende ontwikkelingen zullen gaan voordoen:

  • grotere ondernemingen zullen gedwongen worden om zich te richten op mensen van de nieuwe opleiding omdat de uitstroom van ‘gewone’ industrieel ontwerpers’ wordt verkleind;
  • de nieuwe opleiding zal beter aansluiten bij de maatschappij. De afgestudeerde zal beter inzetbaar zijn. Er zullen meer mogelijkheden binnen ondernemingen zijn voor de nieuwe IO-ingenieur;
  • de IO-ingenieur zal internationaal georiënteerd zijn en daardoor beter inzetbaar in het buitenland.

Naast de hierboven aangegeven onderbouwing met betrekking tot het aanbod in de markt is het onmogelijk gebleken om cijfers te achterhalen over het exacte aantal industrieel ontwerpers dat momenteel in Nederland werkzaam is binnen de vraagzijde. Het is zelfs niet mogelijk gebleken om exact de sectoren binnen de vraagzijde aan te geven waar dergelijke ontwerpers functioneren onder meer omdat bijvoorbeeld ‘de maakindustrie’ niet gedefinieerd is. Het blijkt dat er in Nederland en omringende landen niet eens een eenduidige afgebakende definitie wordt gehanteerd met betrekking tot het vakgebied industrieel ontwerpen. Mede gelet op het internationale karakter van de betreffende arbeidsmarkt is het maken van een kwantitatieve inschatting welhaast onmogelijk.

Enerzijds is er dus moeilijk een beeld te vormen van de totale arbeidsmarkt van industrieel ontwerpers. Anderzijds is in de workshops aangeven door het bedrijfsleven dat een jaarlijkse uitstroom van 75 IO-ingenieurs nieuwe stijl makkelijk door de markt te absorberen is. Naast alle talloze andere richtingen waar een dergelijk multidisciplinair ontwerper terecht kan is dit aantal, naast de hierboven gestelde afstudeercijfers en potentiële arbeidsplaatsen, in ieder geval geruststellend te noemen.

Opvallend is dat er wel een beeld bestaat over de behoefte aan industriële ontwerpers met een MBO of HBO achtergrond. Dit heeft naar verwachting te maken met de aard van de opleiding die wezenlijk verschilt met een academische achtergrond. Deze cijfers zeggen echter niets over de behoefte aan een totaal aantal academisch gevormde industriële ontwerpers.

7. Conclusie

Naar aanleiding van de workshops en de ontwikkelingen in de markt kunnen we in ieder geval stellen dat:

  • er behoefte is aan hoog gekwalificeerde werknemers;
  • er behoefte is aan een ander soort industrieel ontwerper.

Gezien de uitkomsten van het rapport dienen in de toekomstige IO-ingenieur in ieder geval twee items aan bod te komen namelijk:

  • een technische achtergrond,
  • een multidisciplinaire uitwerking.

Het combineren van beide items is mogelijk in een geheel nieuwe opleiding. Er werd door een aantal partijen ook aangegeven dat een soort van ‘bovenbouw’ of ‘kopstudie een optie kan zijn. Het werd in ieder geval relevant geacht dat de betreffende ingenieur inderdaad ir-roots heeft. De betreffende persoon dient daarnaast creativiteit en een aantal persoonskenmerken te bezitten. Een selectiemechanisme dient onderdeel uit te maken van de opleiding om mensen hierop te meten/te toetsen.

Het geheel zal moeten worden aangevuld met een scala van algemene vaardigheden die een persoonlijkheid moeten scheppen aansluitend bij de wensen van het bedrijfsleven. We kunnen hierbij denken aan makelaars, schakelaars, integrators, ondernemers, mensen met omgevingszin.

Terug naar de top van deze publicatie