Businessplan Industrieel Ontwerpen TU/e
Versie d.d. 30 oktober 2000
Missie/Profiel TU/e 2000:
Onderzoekgedreven en ontwerpgestuurd
onderwijs in geselecteerde technologiegebieden
Businessplan
Industrieel Ontwerpen / High Technology Design
INHOUDSOPGAVE
(click hieronder voor sprong naar betreffend hoofdstuk) |
De Technische Universiteit Eindhoven onderhoudt vele contacten met het - in toenemende mate internationaal georienteerde - bedrijfsleven. Daarbij komt regelmatig de vraag naar de gewenste eindtermen van een universitaire ingenieursopleiding aan de orde. Een opvallende trend binnen de diversiteit aan antwoorden vormt de wens tot verdere verbreding van het ingenieursprofiel van analyse tot synthese/ontwerpen, gericht op samenwerking met anderen en ingebed in een maatschappelijke context; overigens met behoud van en in balans met een disciplinaire diepgang.
In een strategische studie over vernieuwing in productontwikkeling door de Stichting Toekomstbeeld der Techniek (STT 62, 1999) wordt betoogd dat de concurrentiestrijd tussen ondernemingen in toenemende mate wordt beslist door en tijdens het product-creatie-proces. Industrieel Ontwerpen als de 'industrial battleground' voor de komende decennia.
Deze constatering is in het bijzonder relevant voor de "thuismarkt" van de TU/e: de regio Zuidoost-Brabant / Eindhoven, het zwaartepunt van de ontwerp- en maakindustrie in Nederland met een internationale oriëntatie en met een technologie/R+D intensiteit die behoort tot de top in Europa (o.a. ASML, Axxicon, DAF Trucks, Neways, Philips Electronics, Simac en Toolex).
Met de vestiging van TNO Industrie heeft Eindhoven de grootste bedrijfsonafhankelijke productontwikkelaar van Nederland binnen haar grenzen gehaald.
De stad Eindhoven herbergt internationaal gerenommeerde instituties als de Design Academy Eindhoven en het hoofdkantoor en grootste vestigingsplaats van Philips Design, het grootste industrieel designbureau ter wereld met 23 vestigingen en met opdrachtgevers -naast Philips - uit meerdere bedrijfstakken. Daarnaast is er in de regio een aantal ontwerpbureaus actief, die elkaar ontmoeten in een breed samengesteld ontwerperscollectief en de jaarlijkse manifestatie De Dag van het Ontwerp.
Reeds enige jaren speelt de TU/e in op deze notie van de ingenieur als ontwerper:
De TU/e differentieert zich daarmee expliciet van het HBO (onderzoek) en de bèta-opleidingen van de algemene universiteiten (ontwerpen). Een TU/e eigen initiële opleiding past logisch in deze strategische positionering.
In het breder kader van strategische discussies met de Raad van Toezicht heeft het College van Bestuur in september 1999 een Stuurgroep Industrieel Ontwerpen (SIO) ingesteld met als opdracht de wenselijkheid en haalbaarheid van een opleiding Industrieel Ontwerpen aan de TU/e te onderzoeken. Aan dit initiatief is openbaar bekendheid gegeven door de voorzitter van de Raad van Toezicht in zijn rede ter gelegenheid van de opening van het Academische Jaar 1999 – 2000. De Stuurgroep Industrieel Ontwerpen bundelt ervaring uit TU/e-faculteiten/instituten en externe expertise van TNO Industrie, de Design Academy Eindhoven en zelfstandige beroepsuitoefening (bijlage A).
De Stuurgroep heeft zich direct en indirect op de hoogte gesteld van:
Op basis van de verzamelde informatie werd geconcludeerd dat er op een expanderende en veranderende markt behoefte is aan een nieuwe academische opleiding Industrieel Ontwerpen en is een model ontworpen van een onderwijs- en onderzoekprogramma voor een TU/e-opleiding Industrieel Ontwerpen, met een sterke nadruk op de creatie van intelligente producten.
Ten vervolge is aandacht geschonken aan personele, financiële, infrastructurele en bestuurlijke aspecten.
Het initiatief voor een opleiding Industrieel Ontwerpen kan worden ingepast in de lopende discussies over de Bachelor/Master structuur, waarbij vooral voor de bachelor fase (3 jaar) gepleit wordt voor bredere curricula. Hierbij wordt o.a. verondersteld, dat de aantrekkingskracht voor een technologiestudie voor de vwo-leerling zal toenemen.
De RvT van de TU/e heeft op 1 september 2000 ingestemd met dit Businessplan Industrieel Ontwerpen. De RvT stemde in met een feitelijke start per 1 september 2001, met inachtneming van de wettelijke bepalingen inzake het starten van een nieuwe opleiding.
De RvT heeft het CvB gevraagd een nadere uitwerking te geven aan het principe-besluit tot instelling van een opleiding IO. Dit hield o.a. een wijziging in van het Bestuurs- en Beheersreglement TU/e. Op 23 oktober 2000 heeft de Universiteitsraad hiermee ingestemd, waarna vaststelling door het College van Bestuur heeft plaatsgevonden.
Het profiel van de door de TU/e op te leiden IO-ingenieur kan als volgt worden omschreven: een academisch gevormd productontwerper die door creatief denken een brug slaat tussen de gepercipieerde vraag van de gebruiker en het potentiele aanbod van technologie. Hij/zij creëert een meerwaarde aan integratie van kennissoorten uit bestaande ingenieur disciplines en uit sociale, psychologische, economische en culturele domeinen. Hij/zij is in staat om met vertegenwoordigers van alle disciplines die noodzakelijkerwijs in het ontwerp- en product-creatie-proces aan bod komen, op een professionele manier te communiceren en samen te werken. Kortgevat: de industrieel ontwerper als integrator en NETWERK-ingenieur. De TU/e onderscheidt binnen de IO-opleiding vier profielen: Systeem Specificatie en Evaluatie, Systeem Ontwerp, Product Ontwerp en Interactie Ontwerp. In dit hoofdstuk treft u een uitvoerige beschrijving van deze profielen aan.
In de beroepspraktijk van de TU/e-ingenieur IO gaat het veelal om het ontwerpen van technologie-intensieve, intelligente concepten, systemen, producten en diensten met een oriëntatie op de ontwerp- en maakindustrie. Aspecten als duurzaamheid, ecologische kwaliteit, hergebruik en energie-efficiency zijn vanzelfsprekende randvoorwaarden. Het productenveld dat wordt bestreken omvat zowel de business-to-business als business-to-consumer domeinen met als gemeenschappelijk kenmerk user- en use-centered design (zie bijlage F).
Een hiërarchie van ontwerpen
Bij het afbakenen van het terrein van ontwerpen wordt een onderscheid gemaakt naar meerdere hiërarchische niveaus.
De twee eerstgenoemde niveaus vormen het dominante domein voor de TU/e-opleiding Industrieel Ontwerpen (zie ook bijlage J voor de afbakening met het HBO).
Kenmerken van de IO-producten
De producten waaraan de TU/e-ontwerper in de praktijk werkt:
Voor het ontwerpen van bedoelde concepten en producten is een brede, multidisciplinaire opleiding nodig met voldoende diepgang.
Omdat de scherpe grens tussen mens en product vervaagt (interactiviteit), is het zinvol niet alleen het product te optimaliseren maar vooral ook de combinatie van mens en product.
Profiel en positionering van de opleiding
De nieuwe opleiding past geheel binnen het TU/e model van onderzoekgedreven en ontwerpgeoriënteerde opleidingen volgens onderstaand schema, waarin fundamenteel en toepassingsgericht onderzoek de waarborg is voor het academisch niveau van de opleiding en waarbij het ontwerpen als belangrijke activiteit aan een technische universiteit de brug slaat tussen onderzoeksresultaten en toepassing hiervan in industriële producten. Zowel onderzoek als ontwerpen dienen als voedingsbodem voor het onderwijs.
De keuze van het werkveld van de op te leiden IO-ir. is schematisch in fig. 2 weergegeven. Uit het totale industriële productenveld wordt het gebied gekozen van producten met een hoge technologie- en intelligentie-inhoud voor de professionele en consumenten markt. Vrijwel altijd omvatten de ontwerpen een integratie van mechanische, elektronische en informatieaspecten.
Als strategische keuze wordt de aandacht gevestigd op het industriële activiteitenveld dat steeds een orde van grootte van 5 jaar vooruit ligt, hetgeen een realistische periode is zowel ten aanzien van strategische industriële processen als ook ten aanzien van de duur van de opleiding.
Zoals gebruikelijk in een hedendaagse opleiding wordt veel aandacht geschonken aan het doceren van blijvende kennis en de ontwikkeling van het vermogen om bij veranderende technologie steeds opnieuw te leren, terwijl alleen de te bewerken voorbeelden tijdsgebonden zijn.
Van groot belang is het gegeven dat de opleiding op onderzoek gebaseerd is, hetgeen een voorwaarde is voor deze ir.-opleiding op academisch niveau.
In afwijking van bestaande monodisciplinaire ir.-opleidingen wordt de TU/e IO-opleiding gekenmerkt door een combinatie van breedte en diepgang, met aandacht voor de technologie-inhoud en voor de maatschappelijke en culturele aspecten van de samenleving waarvoor de resultaten van deze ir.-activiteiten zijn bedoeld. Deze positionering van de opleiding is in fig. 3 schematisch in beeld gebracht.
In de opleiding wordt aandacht besteed aan de gehele productrealisatie cyclus, vanaf omgevings- en marktonderzoek gevolgd door systeem- en productspecificatie via het technisch ontwerp en product- en systeemevaluatie naar het feitelijk functioneren van het product in de markt en terugkoppeling van signalen uit het gebruikersveld ter verbetering waar nodig.
Fig. 4 laat deze cyclus zien waarbij in het onderdeel technisch ontwerp de profielen Product Design, Embedded Systems Design en Interaction Design worden onderscheiden.
De keuze van deze gebieden stoelt op externe signalen (zie bijlagen F en G) en selectie van aanwezige TU/e-onderzoekzwaartepunten.
Figuur 4.
Reverse (redesign) cycle
Diepgang wordt in deze brede opleiding gerealiseerd in de algemene fundamentele basis enerzijds en via keuzeprofielen anderzijds.
Er zijn vier profielen, te weten:
Tussen de profielen bestaan overlappingen en dwarsverbanden zodat elke student behalve van het eigen, gekozen profiel tot op zekere hoogte ook kennis neemt van de andere profielen, o.a. door samenwerkingsopdrachten over de profielgrenzen heen.
Het profiel Systems Specification and Evaluation loopt daarbij als een rode draad door de gehele opleiding voor elke student. Vooral in dit profiel komt de integratie van Technologie met andere disciplinaire invloeden tot stand.
In het afsluitende 5e jaar vindt een geïntegreerd eindproject plaats, waarin steeds studenten van alle profielen samenwerken aan een ontwerpthema in analogie met een multidisciplinaire productontwikkelgroep in een industriële omgeving.
Binnen deze samenwerking zijn de activiteiten van elke afzonderlijke student zichtbaar en toetsbaar
3. KENMERKEN VAN DE TU/e-OPLEIDING INDUSTRIEEL ONTWERPEN
De te ontwikkelen academische IO-opleiding heeft de volgende karakteristieken:
*) Als voorbeeld: de opleiding wordt gekoppeld aan een initiatief van de TU/e en de National University of Singapore tot oprichting van een gemeenschappelijk Design Technology Institute.
Structuur van de opleiding
De structuur van de nieuwe TU/e-opleiding Industrieel Ontwerpen is in fig. 5 als schema weergegeven.
Figuur 5
studiejaren
De opleiding is opgezet in de Bachelor-Master (3+2) structuur, met een deelafronding en mogelijk wisselpunt na het derde jaar.
Gedurende de eerste twee jaar volgen alle studenten hetzelfde programma.
Naast fundamentele vakken die nodig zijn voor alle later te kiezen profielen worden inleidende vakken gedoceerd die een overzicht geven van inhoud en doelstelling van het vakgebied Industrieel Ontwerpen en die verder de samenhang met en de noodzaak van de parallel lopende vakken laten zien.
In het derde jaar kiest de student naast de, als een rode draad doorlopende themagroep System Specification and Evaluation die later ook als afstudeerprofiel SSE kan worden gekozen, verplicht een van de drie technologische profielen PD, ESD of IAD.
De jaren 4 en 5 vormen de Masters fase. De student kiest een afstudeerprofiel uit het totaal van 4 mogelijkheden: òf uit een van de drie profielen zoals deze ook al in het voorkeuzetraject van het derde jaar voorkwamen òf het bedrijfskundig management georiënteerde profiel SSE.
Het 4e jaar omvat keuzevakken en projecten, dit laatste met name in het 2e trimester en vervolgens in het 3e trimester een stage die door elke student in het buitenland wordt uitgevoerd, om hiermee nog eens een extra ervaringstraject voor het internationaal karakter van deze opleiding te realiseren. Hiertoe worden met een klein aantal gerenommeerde buitenlandse instituten en industrieën op dit gebied afspraken gemaakt.
In het vijfde jaar vindt het eerder genoemde, geïntegreerde eindstudieproject plaats waarin wordt samengewerkt door studenten uit elk van de 4 profielen.
Concept-curriculum van de opleiding
Een schetsmatige invulling van de vakken in het curriculum ziet er als volgt uit:
Onderwijseenheden propedeuse
Herfstrimester 1.1 |
College- Uren/week |
Begeleide zelf-studie-uren/week |
Studie- punten |
Materials and production technology |
2 |
2 |
2 |
Algorithmic |
2 |
2 |
2 |
Consumer behaviour and marketing strategy |
2 |
2 |
2 |
Introduction to industrial design |
2 |
2 |
2 |
Design Centred Learning Projects |
|
|
6 |
Wintertrimester 1.2 |
|
|
|
Tools for designing |
2 |
2 |
2 |
IC-technology |
2 |
2 |
2 |
Global and cultural environment |
2 |
2 |
2 |
Calculus |
2 |
2 |
2 |
Design Centred Learning Projects |
|
|
6 |
Lentetrimester 1.3 |
|
|
|
Mechanics |
2 |
2 |
2 |
Signal Processing |
2 |
2 |
2 |
Social psychology and technology |
2 |
2 |
2 |
Requirement engineering |
2 |
2 |
2 |
Design Centred Learning Projects |
|
|
6 |
Onderwijseenheden kandidaats
Herfstrimester 2.1 |
College- Uren/week |
Begeleide zelf-studie-uren/week |
Studie punten |
Mechatronics |
2 |
2 |
2 |
Perception technology |
2 |
2 |
2 |
Systems specification |
2 |
2 |
2 |
Communication technology |
2 |
2 |
2 |
Design Centred Learning Projects |
|
|
6 |
Wintertrimester 2.2 |
|
|
|
Software engineering |
2 |
2 |
2 |
Human factors engineering |
2 |
2 |
2 |
Communication and interaction |
2 |
2 |
2 |
Statistics |
2 |
2 |
2 |
Design Centred Learning Projects |
|
|
6 |
Lentetrimester 2.3 |
|
|
|
Rapid prototyping and machining |
2 |
2 |
2 |
IC-technology |
2 |
2 |
2 |
Styling |
2 |
2 |
2 |
New economy business |
2 |
2 |
2 |
Design Centred Learning Projects |
|
|
6 |
Onderwijseenheden kandidaats
Het derde studiejaar bestaat uit een verplicht deel en een keuze deel. Het verplichte deel bestaat uit de onderdelen van het profiel Systems Specifications and Evaluation (SSE).
Herfstrimester 3.1 |
College- Uren/week |
Begeleide zelf-studie-uren/week |
Studie punten |
Systems testing |
2 |
2 |
2 |
Wintertrimester 3.2 |
|
|
|
Economics for technology and innovation |
2 |
2 |
2 |
Lentetrimester 3.3 |
|
|
|
Product development processes |
2 |
2 |
2 |
Na afloop van het tweede studiejaar kiest de student een van de volgende profielen:
Binnen een profiel wordt in het derde studiejaar per trimester drie vakken aangeboden van elk 2 studiepunten en twee projecten van elk 3 studiepunten.
De koppeling met wetenschappelijk onderzoek
Door de gekozen structuur wordt ook de koppeling bevorderd met bestaande onderzoeksprogramma’s w.o. onderzoekscholen/instituten, te weten:
Een taak van de onderzoekers in het IO-veld is ook het mede aansturen van onderzoek in specialistische gebieden van technologie, marketing, economie, psychologie en sociale wetenschappen, door hieraan de juiste vragen te stellen alsmede door te participeren in multidisciplinair samengestelde research teams waaraan ook andere dan TU/e-personen deelnemen, zodat ook op de langere termijn de resultaten uit deze specialistische velden kunnen worden ingezet bij nieuwe IO-activiteiten.
Het uitvoeren van onderzoekprojecten tussen het IO-domein en een specialistisch kennisdomein kan voor beide zijden bevruchtend werken en zal het toepassen van nieuwe resultaten van specialisten bij het ontwerpen van producten versnellen.
Meta-ontwerpen / Design Research
Als gevolg van de cruciale rol die het ontwerpen in de ingenieurswetenschappen speelt, is de systematiek hiervan zelf het onderwerp van kritisch wetenschappelijk denken en dus van onderzoek geworden. Dit onderzoek van ontwerpen wordt binnen de opleiding ontwikkeld om o.a. de vraag te kunnen beantwoorden wat een IO-ir. precies doet als hij/zij ontwerpt en hoe dit proces te systematiseren en te onderwijzen is (zie bijlage H). Samenwerking met het Stan Ackermans Instituut ligt hier voor de hand (zie bijlage I).
Koppeling met de Design Academy Eindhoven
Naast de unieke duale bèta/gamma structuur van de opleiding en de koppeling met bestaande onderzoekstructuren en programma's, wordt gestreefd naar een koppeling met de kerncompetentie 'vormgeving' van de Design Academy Eindhoven.
Koppeling met TNO Industrie
De opleiding Industrieel Ontwerpen zal een samenwerking opzetten met TNO Industrie. TNO heeft door de vestiging van TNO Industrie op de campus van de TU/e haar productontwikkelingsexpertise daar geconcentreerd. Ongeveer drie kwart van de activiteiten van TNO Industrie is gericht op concrete ondersteuning van bedrijven bij het ontwikkelen van producten, materialen en processen. Een kwart richt zich op nieuwe kennisopbouw binnen deze gebieden. TNO wil de samenwerking met de TU/e graag uitbouwen.
Enkele mogelijke onderwerpen voor gezamenlijke onderzoeksprogramma's zijn:
Gastdocentschappen en facility-sharing (bijvoorbeeld van prototyping-apparatuur) zullen deze beoogde samenwerking ondersteunen.
4. INSTROOM / UITSTROOM / OMVANG VAN DE OPLEIDING
Naar de huidige inzichten van de marktvraag en op basis van TU/e-ervaringen (Tema,
BMT) voor een succesvolle start van een nieuwe opleiding, lijkt het verstandig
om de totale instroom, na een aanloopfase, te begrenzen op 100 studenten per
jaar.
De moeilijkheidsgraad van de opleiding moet zich richten op de betere
techniekstudenten die een breed technisch inzicht koppelen aan creatief vermogen
en geëngageerde maatschappelijke oriëntatie.
Naar verwachting (ervaringen elders, zowel opleidingen als beroepspraktijk)
heeft de opleiding een gelijke aantrekkingskracht op mannelijke en vrouwelijke
studenten met een NT of NG VWO pakket.
De instroom zal gedeeltelijk ten laste gaan van:
Het netto TU/e instroomeffect wordt geraamd/verondersteld op 65 studenten per jaar, als volgt verdeeld: vanuit TUD 20 studenten; vanuit DAE 10 studenten; resteert 100-30=70 studenten, waarvan 50% (is aantal van 35 studenten) 'kannibalisatie' op bestaande TU/e-opleidingen.
Ten behoeve van een zorgvuldige en deels experimentele opbouw van de opleiding kan via een numerus fixus maatregel een beheerste en gefaseerde opbouw worden gerealiseerd.
Gestreefd wordt naar een hoog studierendement van 75% te bereiken in het begin van de opleiding, onder meer door na het tweede trimester een verplicht studievoortgangs-advies in te stellen, waarbij o.a. wordt geëvalueerd op academische ontwerpers-attitude. Dit selectiepunt kent drie mogelijke uitkomsten:
Een instroom van 100 studenten met een beoogd rendement van 75% zal op termijn leiden tot een uitstroom van 75 ingenieurs per jaar.
De totale omvang van de opleiding is in dit model circa 400 studenten.
6>5. PERSONELE INVULLING VAN DE OPLEIDING
Uiteraard zal een belangrijk deel van het curriculum worden verzorgd door wetenschappelijke staf uit de bestaande TU/e-opleidingen en instituten, waarbij ook lopende onderzoeksprogramma’s op termijn kunnen worden gericht op in IO-verband geformuleerde projecten. Inhoudelijk is een belangrijk deel van de vereiste onderwijs-elementen bij de samenwerkende faculteiten voorhanden. Een selectieve aanvulling is echter nodig.
Omdat in een snel veranderende internationale consumentenmarkt de veranderingen elkaar snel opvolgen is in de opleiding een continue wisselwerking met de praktijk vereist. Daarom is actiesnelheid en reactievermogen een vanzelfsprekende eigenschap die aan studenten wordt meegegeven. Een van de manieren om dit te realiseren is het werken met docenten die voor een groot gedeelte van hun tijd werkzaam zijn in de internationale praktijk van het product design, en een deeltijdfunctie aan de TU/e uitoefenen (vergelijk faculteit Bouwkunde en de Design Academy Eindhoven).
De netto toevoeging aan de TU/e-staf wordt geraamd op tien voltijd f.t.e. (waar onder drie hoogleraren) en vijf deeltijd f.t.e. ten laste van de eerste geldstroom. Met name voor de (deeltijd) hoogleraren geldt als primair selectiecriterium een internationale erkenning op IO-gebied en dus prestige als industrieel ontwerper (toetsbaar door raadpleging van experts volgens het TU/e-protocol voor (deeltijd)benoemingen).
6. INFRASTRUCTUUR / HUISVESTING
In de nieuwe opleiding staan goed geoutilleerde ontwerpateliers en onderwijslaboratoria ter beschikking van de studenten. Zij werken hier aan een mix van creatief idee ontwikkelen, ontwerpen, computersimulatie en virtual prototyping, het vervaardigen van proefontwerpen (o.m. via rapid prototypingtechnieken) tot en met validatie en verificatie.
Kennismaking met de modernste vervaardigingstechnieken en materialen en de huidige ICT-mogelijkheden vindt hier door zelfwerkzaamheid plaats, onder leiding van ervaren ontwerpers, vakmensen en onderzoekers.
Naar huidig inzicht kan de benodigde ruimte met beperkte investeringen (EESI in het La Place gebouw, IPO in het IPO-gebouw, e.a.) worden gevonden door herschikkingen in de bestaande TU/e-infrastructuur.
Afhankelijk van de intensiteit van de samenwerking met de Design Academy Eindhoven kan ook een "Design Laboratory" worden ingericht in het Witte Dame complex.
Met de TNO-infrastructuur op de TU/e--campus wordt facility sharing nagestreefd (bv. rapid prototyping technieken).
7. FINANCIËN OPLEIDING INDUSTRIEEL ONTWERPEN
Voor de opstelling van de exploitatiebegroting van de faculteit/opleiding Industrieel Ontwerpen zijn drie benaderingswijzen gehanteerd:
De gehanteerde ramingsmethoden convergeren tot het volgende meerjarenoverzicht:
(x kf 1000) 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008ev
Lasten 4,3 5,4 6,1 7,0 8,2 9,4 9,4 9,4
Baten 0,3 0,5 1,4 1,6 1,9 1,9 2,6 4,3
___ ___ ___ ___ ___ ___ ___ ___
Resultaat -4,0 -4,9 -4,7 -5,4 -6,3 -7,5 -6,8 -5,1
In de stabiele situatie (2008 en verder) bedraagt het geraamde jaarlijkse exploitatietekort circa Mf 5.
In de periode 2001 t/m 2007 dient volgens de gehanteerde ramingsmethoden een voorinvestering te worden gedaan van circa Mf 40, gemiddeld Mf 5.7 per jaar.
Op de geraamde lasten zijn inverdieneffecten op enige termijn mogelijk:
De structurele exploitatiekosten met ingang van 2008 (de stabiele situatie) kunnen daarmee
jaarlijks met circa Mf 2 worden verlaagd tot Mf 3. De voorinvestering kan hierdoor worden verlaagd tot circa Mf 32 voor de jaren 2001 t/m 2007.De dekking voor de structurele meerkost
en van de opleiding/faculteit Industrieel Ontwerpen van per saldo circa Mf 3 per jaar wordt gegenereerd door de lastenvermindering ten gevolge van de lopende reorganisatie (AVA-project).Ook de kosten van de voorinvestering kunnen over enkele jaren voor een deel worden opgevangen binnen de met de reorganisatie te realiseren besparing.
Daarnaast zal het nodig zijn om gedurende de aanloopperiode toe te staan dat de TU/e een exploitatietekort begroot en realiseert, waarvoor de dekking via externe financiering wordt verkregen. Bij de in 1999 gekozen externe financieringsstructuur van de TU/e is hiermee rekening gehouden.
Zowel de leden van de Stuurgroep als de geraadpleegde personen uit de industrie zijn van
mening dat het TU/e IO-initiatief, in analogie met buitenlandse voorbeelden, een bestuurlijke 'status aparte' behoeft, omdat daardoor een eigen identiteit en een onmiddellijke zichtbaarheid wordt bevorderd.
Ook het Bestuurlijk Overleg van de TU/e, bestaande uit de leden van het College van Bestuur en de decanen van de acht faculteiten heeft unaniem zijn medewerking aan de totstandkoming van een negende faculteit Industrieel Ontwerpen toegezegd.
Op basis van dit brede, interne en externe commitment heeft de TU/e besloten tot de oprichting van een nieuwe faculteit, opleiding en beheerseenheid Industrieel Ontwerpen. De Universiteitsraad TU/e heeft op 23 oktober 2000 met de hiervoor noodzakelijke wijziging van het Bestuurs- en Beheersreglement (BBR TU/e) ingestemd, waarna het College van Bestuur de wijziging op 24 oktober 2000 heeft vastgesteld.
Op 24 oktober 2000 heeft het CvB het bestuur van de faculteit IO benoemd, bestaande uit prof. Schouten (decaan), prof. Feijs (vice-decaan) en ir. Smits (opleidingsdirecteur).
Het nieuwe faculteitsbestuur IO heeft op 25 oktober 2000 de onderwijs- en examenregeling (OER) van de opleiding IO vastgesteld.
Naar analogie met recente ervaringen met de nieuwe faculteit Biomedische Technologie zal de faculteit IO het onderwijs voor de opleiding IO gaan betrekken van andere TU/e-faculteiten, alsmede van derden, waar onder de DAE, en wordt een relatie gelegd met bestaande onderzoekscompetenties en -capaciteit.
Op termijn kan worden overwogen het tweedefase onderwijs instituut SAI (Stan Ackermans Instituut, centrum voor technologisch ontwerpen) aan de faculteit Industrieel Ontwerpen toe te voegen.
Naar analogie met de situatie bij andere TU/e-faculteiten wordt een internationale Raad van Advies ingesteld ('Supervisory Board') onder leiding van Stefano Marzano, directeur Philips Design
9. ADVIESCOMMISSIE ONDERWIJSAANBOD
Volgens de bestaande wetgeving (WHW) dient een verzoek tot registratie van een nieuwe opleiding in het CROHO (Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs) ter beoordeling te worden voorgelegd aan de Adviescommissie Onderwijsaanbod (ACO). Weliswaar heeft de minister van OC&W in het kader van de rijksbegroting 2001 zijn voornemen in het HOOP de instellingen meer vrijheid te geven om nieuwe opleidingen te starten bevestigd, maar anno september 2000 is de ACO-procedure nog steeds van kracht. Gelet op de wettelijke termijnen in het kader van de goedkeuringsprocedure kan, bij een positieve uitkomst, de nieuwe opleiding in juli 2001 worden geregistreerd in het CROHO. Vanaf september 2001 kunnen studenten zich dan formeel gaan vooraanmelden voor het studiejaar 2002/2003. Dit leidt tot de mogelijkheid van formele inschrijving voor de opleiding IO aan de TU/e per 1 september 2002.
Voor geïnteresseerde studenten start de TU/e in september 2001 met een IO-stroom binnen de reguliere opleidingen Werktuigbouwkunde, Elektrotechniek en Technische Informatica. De inschrijving hiervoor vindt plaats bij een van de bestaande opleidingen W, E of I, met separate melding aan de TU/e dat feitelijk de IO-variant wordt bedoeld.
Conform artikel 1.5.1 van de 'Regeling met betrekking tot de werkwijze van de Adviescommissie Onderwijsaanbod' d.d. september 1998 bevat een aanvraag in ieder geval de volgende informatie:
De onder a t/m c bedoelde informatie is in dit businessplan opgenomen.
M.b.t. punt d. kunnen drie effecten op hoofdlijnen worden onderkend.
Positief effect
Neutraal effect
Negatief effect
Samengevat: het netto effect op macrodoelmatigheid is positief.
Afstemming met de Technische Universiteit Delft (TUD)
Met betrekking tot afstemming op macro-niveau hebben de Colleges van Bestuur van de TU/e en de TUD op 6 september 2000 bij de opening van het academisch jaar 1999-2000 besloten met twee onderling afgestemde verklaringen naar buiten te treden.
Tijdens verschillende bilaterale bijeenkomsten van de twee Colleges van Bestuur is uitvoerig stil gestaan bij de mogelijkheden om samen te werken op het gebied van Industrieel Ontwerpen. Het CvB TU/e heeft het CvB van de TUD medegedeeld op dit gebied een opleiding in 2001 te willen starten en dat in samenwerking en met steun van de TU Delft te willen doen. Inmiddels was het CvB van de TUD echter tot de conclusie gekomen dat de Delftse opleiding voldoet aan de maatschappelijke vraag naar IO-ingenieurs, zowel kwalitatief als kwantitatief. Derhalve vond het CvB TUD het niet opportuun dat er een tweede IO-opleiding komt in Nederland. Tot zijn spijt moest het CvB TUD daarom mededelen te hebben besloten af te zien van de door de TU/e voorgestelde samenwerking (zie de brief d.d. 7-2-2000 van het CvB van de TU Delft aan het CvB van de TU Eindhoven die als bijlage C is bijgevoegd).
Zoals in het onderhavige businessplan is aangegeven (zie o.a. bijlage G en bijlage L) blijkt uit marktonderzoek dat er in aansluiting op de behoefte aan de Delftse IO-ingenieur met name bij de ontwerp- en maakindustrie een sterk stijgende behoefte bestaat aan IO-ingenieurs opgeleid in het ontwerpen en ontwikkelen van technologie-intensieve, intelligente producten/diensten (High Technology Design). Mede op basis van deze constatering is de voorzitter van het CvB TU/e begin oktober 2000 met zijn collega van de TUD overeengekomen om alsnog samen van gedachten te wisselen over de inhoud van het onderhavig businessplan. Dit overleg zal in de loop van de maand november 2000 plaatsvinden.
Afstemming met de Universiteit Twente (UT)
In juni 2000 heeft de Universiteit Twente in het UT-nieuws aangekondigd, dat ook zij plannen maakte voor een opleiding Industrieel Ontwerpen. Uit de eerste berichten leek het hier te gaan om een afstudeervariant binnen de faculteit Werktuigbouwkunde. De UT benadrukte sterk de regionale component van de studie. Deze twee punten in beschouwing nemende gaf het CvB TU/e geen aanleiding tot nader overleg met het CvB UT.
Begin oktober 2000 besloten het CvB TU/e en het CvB UT om elkaars plannen onderling uit te wisselen. In het plan van de UT werden de eerder genoemde zwaartepunten bevestigd, waarbij de aanvankelijke gedachte tot het instellen van een nieuwe afstudeerrichting binnen Werktuigbouwkunde was gewijzigd in een nieuwe opleiding binnen Werktuigbouwkunde. De regionale component bleef een belangrijk kenmerk
10. LIJST VAN BIJLAGEN, (behorende bij Businessplan Industrieel Ontwerpen TU/e)