Beeldvorming

Industrieel Ontwerpen TUE

(concept d.d. 27 februari 2000)

Terug naar de Index SIO

Onderstaand treft u de eerste resultaten aan van een viertal brainstormsessies van de Stuurgroep Industrieel Ontwerpen (SIO) van de Technische Universiteit Eindhoven (TUE).

  1. Samenstelling Stuurgroep

  2. De Stuurgroep SIO TUE bestaat uit een interne TUE-delegatie en een aantal externe vertegenwoordigers.

    - CVB-TUE: De Wilt (voorzitter SIO), Ruis (secretaris SIO)

    - Faculteiten TUE: Kerstens (B), Post (B), Schouten (W), Stevens (E, EESI), Midden (TM) en Theeuwes (TM)

    - Instituten TUE: Van der Koogh (SAI), Rauterberg (IPO)

    - Externe leden: Lombaers (TNO), De la Haye (zelfst.), In 't Hout (DAE), Lucassen (zelfst.)

  3. Doelstelling Stuurgroep

  4. Doelstelling van de stuurgroep is de voorbereiding van de instelling van een nieuwe ingenieurs-opleiding op het gebied van het industrieel ontwerpen.

  5. Regionale inbedding

  6. De opleiding sluit sterk aan bij de regionale ontwikkeling van Zuid Nederland en is in belangrijke mate gericht op de daar sterk aanwezige maakindustrie en het internationale karakter daarvan.

  7. Gebieden

  8. De nieuwe opleiding omvat de gebieden: architectonisch ontwerpen (fac.B), constructief ontwerpen (fac. W), industriële vormgeving (DAE), mechatronisch ontwerpen (fac. W en fac. E), embedded systems (EESI). user-system interaction (IPO en fac. TM) en business engineering (fac. TM).

  9. Ontwerp Gericht Onderwijs (OGO)

  10. Het onderwijs wordt ingericht volgens het OGO-model. Dit betekent dat reeds vanaf het eerste jaar een sterke nadruk zal liggen op het in teamverband uitvoeren van ontwerp-opdrachten.

  11. 5-jarige opleiding (bachelors en masters)

  12. De opleiding is een 5-jarige opleiding: 3-jarige bachelors gevolgd door 2-jarige masters.

  13. Start per 1 september 2001 vanuit de faculteit Werktuigbouwkunde

  14. De opleiding start in september 2001, in eerste instantie vanuit de faculteit W.

  15. ACO-procedure en inschrijving CROHO

  16. Bij de ACO (Adviescommissie Onderwijsaanbod) heeft in november 1999 een voorlopige aanmelding plaatsgevonden. Deze heeft echter geen enkele formele status. Naar verwachting van het ministerie zal het afschaffen van de ACO pas gevolgen hebben voor het academisch jaar dat start in september 2002. Derhalve zal begonnen worden met de nieuwe opleiding als inschrijving bij de faculteit W.

  17. Samenwerking met TUD en DAE

  18. Vanaf het eerste begin wordt gestreefd naar intensieve samenwerking met de Technische Universiteit Delft (TUD) en de Design Academy Eindhoven (DAE). Doelstelling is onderlinge afstemming m.b.t. de inhoud van de opleiding: complementariteit en differentiatie met behoud van ieders eigen/unieke positie.

  19. Samenwerking met buitenlandse opleidingen

  20. Gestreefd wordt naar intensieve samenwerking met een aantal buitenlandse instituten; voorbeelden zijn: MIT, Linköping, Chicago, Helsinki, Londen, Stanford en Singapore..

  21. Taal van de opleiding

  22. In principe zal de bachelors-fase in het Nederlands en de masters-opleiding in het Engels worden verzorgd . Nieuw college-materiaal zal in de Engelse taal worden ontwikkeld.

  23. Internationale stage

  24. In het 3e/4e jaar is een internationale stage van 3-6 maanden verplicht.

  25. Verwevenheid van onderwijs en onderzoek

  26. De verwevenheid van onderwijs en onderzoek is essentieel. De nieuwe activiteit gaat derhalve als een volwaardige academische activiteit van start.

  27. Relatie met ontwerpersopleidingen

  28. Er is een sterke relatie met de ontwerpersopleidingen van het Stan Ackermans Instituut. Het onderzoek naar ontwerpen ('meta-ontwerpen') zal, weliswaar klein beginnend, weer worden opgepakt.

  29. Verwachte instroom

  30. Vooralsnog wordt uitgegaan van een instroom van circa 100 1e jaars studenten. Dit aantal gaat naar verwachting gedeeltelijk (stel 50%) ten koste van bestaande opleidingen (1/6 opleidingen W en B, 1/6 DAE en 1/6 TUD.); de andere 50% komt uit belangstellenden voor de algemene beta-wetenschappen.

  31. Verkenning arbeidsmarktbehoefte

  32. Onder leiding van Syntens zal eind april / begin mei 2000 in een 4-tal workshops een verkenning plaatsvinden naar de kwantitatieve en kwalitatieve arbeidsmarktbehoefte. Het Zuid Nederlandse bedrijfsleven zal worden uitgenodigd hieraan deel te nemen.

    Het zou interessant kunnen zijn om enkele grote ontwerpbureaus te vragen hun personeelsbestand in kaart te brengen ingedeeld naar opleidingsdiscipline.

  33. Subject van de studie

  34. De nieuwe opleiding moet gaan over het ontwerpen van artefacten (de door de mens gemaakte objecten). Dit zijn naast fysische artefacten (producten) ook concepten, plannen, systemen, programma's, diensten, etc. In de vakliteratuur wordt dit veelal aangeduid als de 'architectuur van artefacten'. Mede gekeken naar wat in Delft en op de Design Academy al aanwezig is, kan een aantal inhouden worden afgestreept. De TUE-opleiding wordt geen kunstopleiding. Evenmin wordt de nieuwe ingenieursopleiding een 'enge' werktuigbouwkundige opleiding in het product-ontwerp (mechanical engineering).

    De indeling van de productstroom 'Business-to-Business-to-Consumers' leidt tot de conclusie dat voor de nieuwe opleiding deze indeling niet relevant is, maar dat de oriëntatie op de gebruiker centraal zal staan: User-Centered Design. De opleiding zou zich dan primair moeten richten op producten/diensten waarbij de kwantitatieve en kwalitatieve invloed van de interactie tussen het 'systeem' en de gebruiker relatief groot is.

    Een belangrijk aandachtsgebied van de opleiding betreft het Interaction Design. Hiertoe behoort ook het begrijpen van abstracte relaties.

    Er is een belangrijk onderscheid tussen 'Product Design' en 'Proces Design'. Het laatste kenmerkt zich door de integrale aandacht voor met name de totstandkoming van een artefact. Het managen van het ontwerpproces wordt in de toekomst steeds belangrijker.

    Kijkend naar de fasen van het Product Creatie Proces zal de opleiding niet volstaan met het 'ontwerpen sec'. Tot het domein van de opleiding wordt zeker ook de fase van realisatie (productie) gerekend. Het ontworpen product moet immers ook zijn te produceren en wel tegen 'redelijke' kosten. In die zin besteedt de opleiding zeker ook aandacht aan het ontwerpen van productie-systemen. Het maken van een prototype (vaak in een bedrijfssituatie te realiseren) behoort eveneens tot het domein van de opleiding. Gelet op het wetenschappelijke karakter van de opleiding krijgt tenslotte de fase van validatie en verificatie, met terugkoppeling naar en eventuele bijsturing van het oorspronkelijke ontwerp, in de opleiding veel aandacht.

  35. Vier niveaus van ontwerpen

  36. Bij het afbakenen van het terrein van het ontwerpen wordt een onderscheid gemaakt naar vier hiërarchische niveaus van ontwerpen.

    1. Het niveau van het ontwerpen van concepten: conceptueel ontwerp. Dit betreft veelal het niveau van de samenleving als geheel. De TUE wil een ingenieur industrieel ontwerpen gaan afleveren die de confrontatie met andere paradigma's dan technologische uitgangspunten kan en wil aangaan.
    2. Het niveau van het ontwerpen van artefacten: artificieel ontwerp. Dit betreft het concrete, veelal multidisciplinair ontwerpen van (fysische) artefacten, inclusief de vormgeving ervan. Dit niveau is het dominante niveau voor de nieuwe opleiding.
    3. Het niveau van het technisch ontwerp. Het gaat hier om het ontwerpen op basis van veelal monodisciplinaire technische kennis (werktuigbouwkunde, elektrotechniek, etc.). Dit niveau wordt afgedekt door de bestaande techniek-opleidingen.
    4. Het niveau van de mens-systeem interactie: gebruikers-gericht ontwerp. Vanuit dit niveau vindt weer aansluiting plaats met het niveau van het conceptuele ontwerp.

  37. ABET-criteria

  38. In de VS zijn ook door de ABET (Accreditation Board for Engineering and Technology) criteria opgesteld, waaraan alle opleidingen vanaf 2001 moeten voldoen om voor certificering in aanmerking te komen. Opleidingen die aan de 'Engineering Criteria 2000' willen voldoen, moeten ervoor zorgen dat hun afgestudeerden minimaal de volgende kennis en vaardigheden hebben:

    - kennis van wiskunde, natuur en ingenieurswetenschappen kunnen toepassen;

    - experimenten kunnen ontwerpen, uitvoeren, analyseren en interpreteren;

    - een systeem, component of proces kunnen ontwerpen zodanig dat deze voldoet aan de gestelde eisen;

    - in multidisciplinaire teams kunnen functioneren;

    - ingenieursvraagstukken kunnen identificeren, formuleren en oplossen;

    - effectief kunnen communiceren;

    - het effect van de gevolgen van hun handelingen op de maatschappij kunnen beoordelen;

    - levenslang kunnen Ieren en daarvan ook de noodzaak inzien;

    - kennis van gelijktijdig ontwerpen hebben;

    - vaardigheden en hulpmiddelen voor de technieken ingenieurspraktijk kunnen gebruiken.

  39. Duitsland

  40. In Duitsland heeft de Berliner Kreis in kaart gebracht welke vaardigheden ontbreken

    bij de huidige generatie Duitse ontwerpers. Uit dit onderzoek kwamen de volgende

    kernvaardigheden voor de ontwerper van de toekomst naar voren:

    - interdisciplinair denken;

    - creatief denken;

    - methodologisch en systematisch werken;

    - nieuwe technieken kunnen toepassen;

    - in teams kunnen werken en daaraan leiding geven;

    - intercultureel kunnen werken.

    Op basis van deze veranderende competenties worden onder andere door de Universiteit van Karlsruhe [Albers, 1998a; Albers,1998b] en de Universiteit Maagdenburg [Vajna, 1998] nieuwe curricula voor ontwerpersopleidingen ontwikkeld. Bij deze curricula staat een integrale benadering van het ontwerp-proces centraal. De ontwikkeling van de sociale competentie krijgt hierbij hoge prioriteit. Men spreekt van 'soft skilis' waaronder communicatie, teamwerk, leiderschap en methodisch en oplossingsgericht kunnen werken vallen. Deze competenties kunnen niet meer worden bereikt via de traditionele onderwijsvormen. Daarom wordt geconstateerd dat zowel de vorm als de inhoud van het onderwijs herontworpen moet worden.

     

  41. Doelen voor het te ontwikkelen curriculum

  42. Voor het ontwikkelen van curricula zijn de volgende doelen geformuleerd:

    - methodegeoriënteerde aanpak, gericht op individuele probleemoplossing;

    - projectgeoriënteerde aanpak, gericht op teamvaardigheden;

    - vaardigheden gericht op persoonlijkheidsvorming waaronder onderhandelen, conflicthantering, enz.;

    - meer praktijk en internationaal gerichte benadering;

    - interdisciplinair onderwijs;

    - naast werktuigbouwkunde meer aandacht voor elektronica en software;

    - meer economische benadering van het ontwerp;

    - werken met concrete objecten en modellen;

    - integraal inzetten van ontwerp en analysehulpmiddelen;

    - kennisintegratie in de leseenheden;

    - praktijkgerelateerde ontwerpopdrachten.

  43. Samenvatting van de verschillende inzichten.

  44. Zowel uit de Nederlandse als uit de buitenlandse onderzoeken komt duidelijk naar voren dat de 'ontwerper van de toekomst' een behoorlijke duizendpoot moet zijn. De vaardigheden die in de verschillende onderzoeken worden genoemd, komen redelijk met elkaar overeen. Duidelijk is dat vooral de 'zachtere' vaardigheden waaronder communicatie, teamwerk en methoden gericht op het oplossen van problemen in belang zullen toenemen. Kunnen samenwerken wordt door vrijwel iedereen gezien als een essentiële eigenschap. Daarnaast worden steeds hogere eisen gesteld aan de persoonlijke eigenschappen. De ontwerper van de toekomst moet in staat zijn om zich snel kennis eigen te maken. Doordat organisaties steeds platter worden, wordt een zelfstandige en positief kritische houding verwacht.

    Om te voldoen aan een toenemende vraag naar integralisten is een sterker accent op de denkvaardigheden abstraheren (probleem oplossen) en integreren noodzakelijk. De ontwerpers moeten op twee punten 'breder' worden geschoold. Ten eerste zal levens-cyclusgericht ontwerpen steeds belangrijker worden. Dit betekent dat een ontwerper in staat moet zijn om de gehele levenscyclus van een product te overzien. Het kennisprofiel voor de toekomstige ontwerper is daardoor minder diep, maar wel breder. Ten tweede zal in toenemende mate interdisciplinair worden gewerkt. Enige kennis van de vakgebieden bedrijfskunde en informatica is daartoe noodzakelijk. Deze kennis is noodzakelijk om tot drastische verbeteringen van het primaire proces in termen van kwaliteit en doorlooptijd te komen. In de Duitse onderzoeken wordt bovendien het belang van het ontwerpen op systeemniveau benadrukt.

  45. Opzet opleiding

  46. Frans de la Haye stelt voor de opleiding in te delen in "kernen" of "richtingen" en "vakmodules", ongeveer zoals dat bij de Design Academy Eindhoven gebeurt. Dat functioneert daar redelijk goed. Een oriëntatie jaar aan het begin is vrijwel een vereiste. Dus als volgt:

    Kernen;

    Affiniteits-gebieden als; IT, Producten, Installaties, Transport, Diensten, etc., etc.

    Vakmodules;

    Zaken als Ergonomie, Constructie, Cybernetica, Productie, Materialen, Logistiek, Vormgeving, Kunst, Elektra, Elektronica, Interfaces, etc., etc..

    Jaren;

    1e jaar Oriëntatie (vakmodules + introductie van kernen)

    2e jaar Kern (+vakmodules)

    3e jaar Kern (+vakmodules)

    4e jaar Kern (Internationale stages +vakmodules)

    5e jaar Afstuderen (+vakmodules)

    E.e.a. vergt impliciet een flexibele organisatie waarbij "kernen" kunnen putten uit expertise aanwezig in "vakmodules". Dit maakt ook dat er geen rigide afdelingen zullen ontstaan. Net zoals in goed geleide lenige bedrijven. Zo kom je ook tot kwantificering van de "bemanning" en bepaling van gewenste kwalificaties.

    Terug naar de top van deze publicatie