Pleidooi Gerard Kleisterlee voor een sterkere ondernemersgeest

Naar een innovatieve mindset

Terug naar Index TIM




Speech Gerard Kleisterlee – CEO Royal Philips Electronics NV
tgv de opening van het Academisch Jaar Universiteit van Tilburg,
6 september 2004
Pleidooi voor een sterkere ondernemersgeest

Naar een innovatieve mindset

Geachte leden van het College, hooggeleerde medewerkers, beste studenten, geachte genodigden, dames en heren,

Allereerst wil ik u hartelijk danken voor de uitnodiging om vandaag de opening van het nieuwe academisch jaar van de Universiteit van Tilburg kracht bij te zetten. Wij zijn geen onbekende aan deze universiteit, getuige de Anton Philips leerstoel. Onze band maakt het eens te meer plezierig voor mij hier te zijn.

Wat mij ook verheugt, is de aanwezigheid van studenten tijdens deze opening. Ik wil mij namelijk in het bijzonder tot hen als vertegenwoordigers van alle studenten in Nederland richten. En via hen de gehele academische wereld in ons land. Want het onderwerp dat ik hier vandaag graag aan de orde stel, is de noodzaak – en ik schroom niet om te spreken van bittere noodzaak – van een sterkere ondernemersgeest en meer daadkracht om innovaties succesvol in de markt te zetten. Daaraan ontbreekt het in ons land. Terwijl innoveren en ondernemen de peilers zijn waarop we de economische toekomst van Nederland moeten bouwen - om in staat te zijn om ook op termijn de welvaart en het welzijn van al haar inwoners veilig te stellen.

Paradoxaal genoeg weet iedereen dat ook: kabinet, overheid, onderwijs, bedrijfsleven werken al jaren in velerlei vormen samen om tot afspraken en maatregelen te komen om innovatie en ondernemen te bevorderen. Die samenwerking heeft inmiddels ook vorm gekregen in het Innovatieplatform waarvan ikzelf deel uitmaak. De intenties van alle betrokken partijen zijn zonder meer goed en ik zie ook dat er daadwerkelijk zaken in gang worden gezet ten behoeve van het bevorderen van innovatie. Maar ik kan niet verhullen dat ik graag meer snelheid zou zien in de implementatie van afspraken en overeengekomen maatregelen. Ik zou graag zien dat er meer met een ondernemersgeest naar de kwestie van het bevorderen van innovatie wordt gekeken.

Waarom is die geest zo belangrijk? En welke rol spelen studenten? Wat kunnen de overheid en universiteiten doen? Laat ik deze vragen een voor een proberen te beantwoorden.

De laatste jaren zijn Nederland en Europa er van alle kanten op gewezen dat de bakens verzet dienen te worden. En ook ik heb me daarin niet onbetuigd gelaten. De economische groei in Europa blijft beduidend achter bij die in de Verenigde Staten en Azie. Ik ben het afgelopen weekeinde teruggekeerd van een werkbezoek dat we met de Raad van Bestuur van Philips hebben afgelegd aan China. Dat land wordt steeds meer de industriële krachtbron van de wereld.

Binnen Europa blijft Nederland weer achter in economische groei. Wij moeten goed tot ons laten doordringen dat we zijn gelost uit de mondiale kopgroep en dat als we niet oppassen, we zelfs dreigen het museumstuk van Europa te worden.

Groei is noodzakelijk voor behoud van welvaart en welzijn. Wie niet groeit, kan zijn concurrentiekracht uitsluitend verbeteren met productiviteitsstijgingen en dit komt al snel neer op hetzelfde doen met minder mensen. Het is van het grootste belang dat we de veranderingen op het economische wereldtoneel ten volle erkennen en dat we ernaar gaan handelen. Ik sprak niet voor niets van de bittere noodzaak meer ondernemersgeest, meer daadkracht in innovatie in Nederland te kweken.

Het en is wat mij betreft onlosmakelijk met het ander verbonden. Nu we weten dat we het in ons land, zoals in heel Europa, maar gedeeltelijk moeten hebben van productie – en dan vooral van hoogwaardige productie – zijn innovaties het middel om nieuwe economische activiteiten op te starten. Waarbij ik meteen wil aangeven dat innovaties op zich niet helpen – het succesvol in de markt zetten van innovaties is waar het om gaat.

Ik had het net over ‘kweken’ en wat mij betreft mag u dat letterlijk opvatten. In deze zaal zitten de jonge mensen waarvan Nederland in de toekomst afhankelijk zal zijn wat betreft welvaart en welzijn. Hier zitten vertegenwoordigers van de generatie die toekomstige leiders van dit land, de toekomstige academici, de toekomstige uitvinders en de toekomstige ondernemers zal voortbrengen.

Ik sta hier als ondernemer en ik ga er dan ook maar vanuit dat u het mij niet kwalijk neemt als ik zeg te hopen dat er hier vandaag met name veel toekomstige ondernemers in de zaal zitten.

Ondernemers zoals Bill Gates, die letterlijk vanuit het niets een software imperium heeft opgebouwd dat de wereld en de manier waarop wij communiceren, zeer ingrijpend heeft veranderd. Een garage en wat gelijkgestemde en vooral gelijkelijk gedreven vrienden waren genoeg om succesvol te zijn.

Of zoals Larry Page van Google, dat door miljoenen mensen wordt gebruikt. Ikzelf ben er een van en ik begrijp waarom het zo succesvol is. Inmiddels is in de US het werkwoord ‘to google’ heel gewoon. Onderdeel uitmaken van de dagelijkse taal onderstreept zijn succes alleen maar.

Om dichter bij huis te blijven: Anton en Gerard Philips waren ondernemers pur sang. Het begon meer dan honderd jaar geleden met licht en nu is Philips een bedrijf dat opereert in de Healthcare, Lifestyle en enabling Technology markten.

Maar ook ondernemers zoals Oprah Winfrey, die een enorme entertainment onderneming heeft opgezet. Of Anita Roddick van de Bodyshop, die met een uitgekiende en zeer effectieve marketing strategie een totaal nieuwe manier van het verkopen van verzorgingsproducten heeft ontwikkeld.

Al deze mensen hebben gemeen dat zij ‘household names’ zijn geworden. Maar het gaat mij niet eigenlijk helemaal niet alleen om deze giganten. Wereldberoemd of opererend hier om de hoek: alle mensen die de durf hebben gehad en het risico zijn aangegaan om iets te ondernemen strekken tot voorbeeld. Onverschillig of ze nu een team van drie mensen of honderdduizenden om zich heen hebben verzameld.

Wat hebben de voorbeelden die ik noemde gemeen? Ten eerste hadden ze een idee.Albert Einstein heeft ooit gezegd: “If at first the idea is not absurd, then there is no hope for it”.Wat hij daarmee wilde aangeven is dat er sprake is van wat we tegenwoordig wel een verschuiving in paradigma’s noemen. Binnen een bestaand, heersend denkraam wordt een nieuw idee al snel als absurd terzijde geschoven. Maar datzelfde idee kan binnen een nieuw kader wel levensvatbaar, bruikbaar en productief zijn. De geschiedenis zit vol van innovaties, gebaseerd op ideeën die aanvankelijk als absurd van de hand gewezen werden.

Ik zie al dat ik hoopte dat er hier in de zaal veel aankomende ondernemers zitten. Mogelijk zelfs met een idee, dat nu misschien nog absurd lijkt. Koester het, zou ik zeggen. Laat het je niet ontglippen.

En heb je dat idee nog niet, probeer op een nieuwe manier naar dingen te kijken. Ondernemen is dikwijls mogelijkheden zien waar anderen alleen maar onmogelijkheden zien, tot in het absurde zoals Einstein zei. Daarvoor heb je een mindset nodig die buiten bestaande kaders kan treden – of wel die in staat is tot in goed Engels ‘out of the box thinking’.

Doorzettingsvermogen is kwaliteit nummer twee. Ondernemen staat niet gelijk aan succes behalen. En helaas lopen we in Nederland qua cultuur niet voorop bij het stimuleren van ondernemerschap. Wij zijn veel meer risicomijdend dan bijvoorbeeld de Amerikanen. Faillissement is in die cultuur een waarborg voor het leren van een waardevolle les, bij ons een levenslang stigma. In mijn optiek hebben de Amerikanen gelijk. Een eerste poging zal inderdaad niet altijd direct lonen, maar doorzettingsvermogen doet dat uiteindelijk altijd wel.

Een goed marketing instinct is de derde eigenschap die succesvolle ondernemers gemeen hebben. Ik weet uit eigen ervaring dat dit de kritische succesfactor bij uitstek is. In ons bedrijf hebben we marketing de laatste jaren veel strakker gekoppeld aan research en development. Ook wij kwamen steeds meer tot het besef dat onze R&D weliswaar goed vormgegeven was, maar dat we regelmatig achter het net visten als het ging om het converteren van onze vindingen naar succesvolle producten. Kennis is nog geen kunde is niet per definitie kassa! Wij hebben innovatie dan ook geherdefinieerd als “het succesvol introduceren op de markt van nieuwe producten”. Wat zo’n definitie doet, is R&D veel meer focussen. We noemen iets pas een ‘innovatie’ als het ook daadwerkelijk geld oplevert.

Een ander element dat succesvolle ondernemers bindt: van succesvol ondernemen wordt je doorgaans niet slechter in financiële zin. Dat zullen de ondernemers die ik net ten voorbeeld stelde zonder meer beamen, hoewel de mate waarin zij een fortuin hebben vergaard nogal uiteenlopend is.

Ik kom echter tot de twee belangrijkste en naar mijn mening de meest waardevolle aspecten die ondernemers met elkaar gemeen hebben. Ten eerste, over het algemeen bieden ondernemers producten of services waaraan mensen wat hebben, die tegemoet komen aan hun wensen en verlangens. Bijna een jaar geleden heb ik voor een zaal ingenieurs - die ik eveneens aanmoedigde om hun eigen ondernemersgeest en die van jongeren om hen heen te stimuleren - betoogd dat ze niet moeten onderschatten wat zij met hun innovatieve ideeën voor mensen kunnen betekenen. Ik herhaal dat graag hier weer, met dien verstande dat het me nu niet specifiek om technologische innovatie gaat.

Ten tweede: ondernemers bepalen in hoge mate de competitieve positie van een land, zij bieden mensen werk en daarmee dragen zij bij aan de handhaving van welvaart en welzijn.

Dames en heren, ik ben weer terug bij waar ik begonnen ben: de bittere noodzaak van een sterkere ondernemersgeest en meer daadkracht in het succesvol in de markt zetten van innovaties.

Ik stel nu graag de rol van de overheid en van de academische wereld aan de orde, aangezien zij het voor een belangrijk deel de huidige ondernemers en de toekomstige ondernemers mogelijk moeten maken hun ideeën om te zetten in concrete economische activiteiten.

Wat de overheid betreft gaat het vooral om faciliteren ten aanzien van het vestigingsklimaat voor ondernemers. Het Innovatieplatform werkt daaraan. Maar ik ga in dat verband ook graag even in op de voorstellen die recentelijk zijn gedaan aan onze Premier en de Minister van Buitenlandse Zaken door een zestal vertegenwoordigers van grote ondernemingen – waaronder Philips - met een warm hart voor Nederland.

Deze groep van zes doet voorstellen voor naar hun mening de belangrijkste vestigingscriteria. Het zijn nogal wat voorstellen en ik beperk me hier graag tot de factoren die u met name raken als onderwijsinstelling: kennisinfrastructuur en beschikbaarheid en kwaliteit van kenniswerkers.

Wat betreft de kennisinfrastructuur zeggen de ondernemers dat Nederland een goede voedingsbodem voor innovatie heeft. We weten het alleen niet toe te passen. Niet alleen nationaal maar ook internationaal. De oplossing zit voor een deel in het leren beoordelen van de kennisinfrastructuur op de economische bijdrage, ook al is dat misschien even wennen.

Om te komen tot oplossingen staat het slechten van bestaande muren tussen onderwijsinstellingen en bedrijfsleven voorop. Dat kan op verschillende manieren

Door ondersteuning van uitwisselingsprogramma’s tussen publieke en private onderzoeksinstellingen.
Door kennisvouchers aan te bieden waarmee het bedrijfsleven, en dan met name het MKB, onderzoeksvragen kan uitbesteden bij publieke en private onderzoeksinstellingen.
Door doelfinanciering in het publieke onderzoek, in plaats van de gebruikelijke basisfinanciering.

Een tweede oplossing ligt wederom op het gebied van samenwerking – of liever gezegd, gerichte samenwerking. We moeten simpelweg keuzes maken: waar kunnen en willen we in dit land goed in zijn? Die zogenaamde sleutelgebieden moeten worden bepaald. Laten we daarmee vooral ook over onze landsgrenzen kijken. De kennisdriehoek Aken-Leuven-Eindhoven moet een uitstekend voorbeeld worden van internationale samenwerking op velerlei terrein.

Puttend uit mijn eigen praktijk zie ik dat gerichte samenwerking uiterst effectief is. Philips is door de jaren heen al vele innovatieve allianties aangegaan. Het is een model dat wij sinds lang hebben omarmd en dat integraal onderdeel uitmaakt van de manier waarop wij onszelf organiseren. Een enkel bedrijf op zich kan niet alles meer alleen doen. Je hebt anderen nodig. Ook concurrenten: zo is de CD is er gekomen samen met Sony. Of met ondernemingen werkzaam op totaal ander vlak: recente successen zijn de Senseo koffiemachine die we samen met Sara Lee/DE op de markt hebben gezet of de speciaal op sporters gerichte audioproducten waarvoor we met Nike hebben samengewerkt..

Dan een punt dat u als vertegenwoordigers van de academische wereld ook ter harte moet gaan. Nederland heeft te weinig en te weinig goede ‘kenniswerkers’. We scoren in de onderste regionen van de ontwikkelde landen op indicatoren als de onderwijsuitgaven, deelname aan hoger onderwijs en een leven lang leren, het percentage afgestudeerden in bètawetenschappen en techniek, het percentage vrouwen in de wetenschap en in percentage buitenlandse studenten in het hoger onderwijs. De huidige zeer matige situatie zal, zo stelt de groep van zes, zeker toe te schrijven zijn aan jaren van verschraling in het onderwijssysteem. Des te meer reden hier – wederom gericht - aandacht aan te besteden. Dit punt gaat mij ook zeer ter harte omdat het hier precies om die vaak jonge mensen gaat die juist kunnen bijdragen aan een goede competitieve positie van ons land.

Ik kan niet nalaten om even een punt in dit verband uit te lichten. Zoals de groep van zes stelt, vereist “het aantrekken van buitenlandse kenniswerkers in Nederland een bijzonder groot doorzettingsvermogen”. Want waar een gemiddelde Nederlandse voetbalclub binnen een week een aanvaller uit een ver land kan aantrekken, zijn wij nog steeds maanden, zo niet jaren bezig met een verblijfsvergunning voor excellente Indiase software-ontwikkelaars die graag in ons vermaarde Natlab willen werken.

Het Innovatieplatform wil de mobiliteit van kenniswerkers ontdoen van begrenzingen, door te streven naar één loket, één procedure en één document voor alle internationale kennisimmigranten. Wij zijn van mening dat de overheid er goed aan zou doen zich te committeren aan het streven dat ene loket nog dit jaar operationeel te hebben en een geschiedenis van vijftien jaar besluiteloosheid achter zich te laten..

Ik kom aan de rol van universiteiten. Hoe kunt u bijdragen aan een sterkere ondernemersgeest en meer daadkracht in het succesvol in de markt zetten van innovaties? Als ik het zo zeggen mag: u staat aan de basis. U werkt immers met de jonge mensen die de cruciale rol spelen waarover ik eerder sprak.

En wederom kom ik uit op gerichte samenwerking als een oplossing. Wat biedt u aan uw studenten aan? En kan dat niet beter samen met andere universiteiten? Is het nodig om op een groot aantal universiteiten hetzelfde aan te bieden? Laat ik me hier even beperken tot de technische hoek van de Nederlandse academische wereld. In Nederland kunnen we heel goed toe met één technische universiteit, waarbij de drie huidige TUs zich ieder in bepaalde onderdelen bekwamen en daarop hun onderzoek en onderwijs richten.

Dan zijn universiteiten geweldige broedplaatsen voor start-ups, zoals een zeer markant voorbeeld illustreert: Sun staat voor Stanford University Network. Binnen een universiteit ontstaan en uitgegroeid tot een bedrijf van wereldformaat. Weer even dichter bij huis: wij zijn zeer recent samen met het Chinese bedrijf Neusoft een joint venture in de medische equipment hoek aangegaan. En anders dan de Duits klinkende naam van het bedrijf doet vermoeden, ligt de oorsprong van het bedrijf in een Chinese universiteit, en dat is waar de naam naar verwijst. Daarnaast we werken veel samen met de Chinese onderneming Lenovo – eveneens voortgekomen uit een start-up binnen een universiteit.

Wat ik met die voorbeelden wil zeggen is dat universiteiten zich ook ‘out of the box thinking’ moeten eigen maken en de ruimte moeten creëren om goede ideeën tot zodanige wasdom te laten komen dat er economische activiteit uit kan voortvloeien.

Daarvoor is eens te meer nodig dat u studenten ondersteunt in hun ondernemingszin. En dat u degenen waar die ondernemingszin latent aanwezig is bewust maakt van de mogelijkheden om anders naar zaken te kijken, ideeën vast te houden en om te zetten in werkelijkheid, ideeën te toetsen op hun marktwaarde en ideeën te verkopen. Kortom, ze te helpen in het verkrijgen van een ondernemersgeest. Voor dezelfde zaal ingenieurs waarover ik het net had, heb ik gepleit dat middelbaar, hoger en wetenschappelijk onderwijs ondernemen tot verplicht vak moeten verheffen. Ik doe dat nu weer, zo mogelijk met nog meer klem.

Voor u als hogere onderwijsinstelling betekent dit alles dat bestaande kaders zullen moeten wijken - en soms zelfs sneller dan u lief is. Zonder dat daar onmiddellijk nieuwe vastigheid voor in de plaats komt. Misschien moet ik wel zeggen, juist voordat er nieuwe vastigheid is. De ramen moeten nog verder open naar de wereld, naar andere onderwijsinstituten wereldwijd en naar het bedrijfsleven in al haar vormen en gedaanten. U moet nog weer dan vandaag werken met nieuwe samenwerkingsvormen, waaronder de bekende innovatieve allianties, publiek en privaat door elkaar. Met geldstromen die soms ingrijpend worden verlegd om excellerende individuen en nieuw te bouwen instituties te ondersteunen en die sterker gekoppeld worden aan rendementsoverwegingen. Het komt er ten diepste op neer dat naast het onderwijzen van uw studenten in ondernemen, u zelf ook meer leren denken als ondernemers.

Dames en heren,

Ik kom tot een afronding.

Onze geestelijk klimaat is de laatste jaren regelmatig afgeschilderd als risicomijdend, enigszins gezapig, neigend naar middelmatigheid en zelfgenoegzaam. Nederland zou een dichtgetimmerde en grondig afgekitte samenleving zijn waar heftige schommelingen buitengesloten worden. De drang tot ondernemen zou langzaam maar zeker uit onze genen zijn gefokt. Uitblinken wordt in principe niet toegejuicht.

Maar klopt dat beeld wel? En is het altijd zo geweest? Nee natuurlijk niet! De geschiedenis van ons land wordt juist gekenmerkt door individuen die de stap in het duister hebben genomen en nieuwe uitvindingen hebben gedaan, nieuwe werelden ontdekt. Onze cultuur heeft enkele van de grootste wetenschappers in de geschiedenis van de mensheid voortgebracht. En onze cultuur werd eeuwenlang gekenmerkt door een ondernemersgeest die haar weerga niet kende. Die eigenschappen zitten ons ook in het bloed. Tijd om die weer eens aan te spreken.

Met die gedachte wens ik u allen in deze boeiende tijden een mooi, productief maar vooral ook een innovatief academisch jaar toe. U bent een prominente speler op een speelveld dat veel van u vraagt, maar dat ook veel te bieden heeft. Ik wens u daarbij heel veel succes.


To the top of this page