Industrieel Platform Zuid-Nederland

Grotere bijdrage Publieke Sector nodig

Terug naar Index TIM



Industrieel Platform Zuid-Nederland

Grotere bijdrage publieke sector noodzakelijk voor koppositie Zuid-Nederland als technologische topregio

Zuid-Nederland zal niet de gewenste toppositie als technologische regio bereiken bij een gelijkblijvende bijdrage van de publieke sector. Dit blijkt uit het onderzoek dat LWV en BZW gezamenlijk hebben laten uitvoeren door onderzoeksbureau MERIT van de Universiteit Maastricht. Tijdens een bijeenkomst van het Industrieel Platform, een initiatief van LWV en BZW, op 12 mei in het Evoluon te Eindhoven wordt het onderzoeksresultaat besproken met een groot aantal industriële werkgevers in Zuid-Nederland. Naar aanleiding van het onderzoek heeft het Industrieel Platform een aantal claims opgesteld die op 12 mei zijn aangeboden aan Minister Brinkhorst van Economische Zaken die te gast is bij de bijeenkomst van het Industrieel Platform.

In het onderzoek wordt de regio Zuid-Nederland vergeleken met 170 regio’s in Europa. Zuid-Nederland staat in de ranglijst op de 29e plaats. Deze positie is de resultante van hoge scores van het bedrijfsleven en lager dan gemiddelde scores van de publieke sector.

Op basis van een 15-tal kennisindicatoren zijn in het onderzoek de regio’s van de Europese Unie met elkaar vergeleken. De 4 indicatoren waarop Zuid-Nederland qua rang het meest achterblijft zijn: R&D uitgaven door de onderzoeksinstellingen in de overheidssector, studenten die een hogere opleiding volgen, R&D uitgaven door universiteiten en het aantal kenniswerkers.

Het streven van het tweede kabinet Balkenende (n.a.v. de top in Lissabon) om in 2010 te horen bij de top van Europa als meest dynamische en concurrerende kenniseconomie, kan alleen worden gerealiseerd als overheid en universiteiten meer uitgeven aan R&D in Zuid-Nederland. Momenteel bedragen deze uitgaven slechts 0,37 % van het bruto regionaal product. Het bedrijfsleven daarentegen besteedt 2,24% aan R&D. Volgens de Barcelona-norm moeten de totale uitgaven aan R&D in 2010 gemiddeld 3% van het bruto binnenlands product bedragen. Hierbij dient ongeveer 2% door het bedrijfsleven te worden uitgegeven en 1% door de overheid. Landelijk gezien zit de overheid nog ruim onder deze norm (0,78%), maar de 0,37% in Zuid-Nederland is ver beneden peil. De overheid investeert te weinig en op de verkeerde plek, het MERIT onderzoek spreekt van een geografische mismatch.

In vergelijking met de 4 best presterende industriële regio’s in Europa, schieten de overheidsuitgaven aan R&D in Zuid-Nederland € 475 miljoen tekort. Dit tekort wordt nog eens versterkt omdat ook de universiteiten nog eens € 200 miljoen te weinig besteden aan R&D.

Zuid-Nederland is het industriële hart en de economische groeimotor van Nederland. Meer dan 50% van alle industriële activiteiten zijn geconcentreerd in Zuid-Nederland en meer dan 50% van de totale toegevoegde waarde.

Om Zuid-Nederland een koppositie als technologische topregio te bezorgen zullen de vier indicatoren waarop Zuid-Nederland het meest achterblijft, moeten worden aangepakt. Het Industrieel Platform heeft hiervoor een drietal claims opgesteld.

Allereerst moeten de publieke R&D uitgaven in Zuid-Nederland verhoogd worden. Dit is mogelijk verruiming van WBSO-gelden en met het verstrekken van meer kennisvouchers en het intensiveren van een prikkelend co-financieringsprogramma. Hiermee stijgen de publieke R&D uitgaven in de regio én betalen de ondernemers mee. Met co-financieringen kunnen ondernemers onderzoek laten doen bij onderzoeksinstellingen. Met kennisvouchers kunnen ondernemers een concreet probleem laten oplossen bij kennisinstellingen. Momenteel worden deze twee instrumenten reeds ingezet, maar dit dient drastisch geïntensiveerd te worden. Daarnaast moeten de activiteiten van TNO in Zuid-Nederland fors worden uitgebreid.

Ten tweede zal de overheid investeringen van bedrijven in R&D fiscaal moeten faciliteren conform de aanbevelingen van de werkgeversorganisatie VNO-NCW. Ook zal de overheid samenwerkingsverbanden van kennisinstellingen en bedrijven en van bedrijven onderling krachtig moeten stimuleren. Bestaande samenwerkingsverbanden zoals Horizon kunnen hierbij model staan. Ook de op te richten kenniskringen van BZW en LWV alsook de clusteraanpak van Syntens en TNO verdienen ondersteuning.

En ten derde zal het aantal kenniswerkers in Zuid-Nederland moeten toenemen. Zonder voldoende menselijk kapitaal kunnen investeringen niet in rendement worden omgezet. Het Industrieel Platform pleit voor een veel sterkere concentratie van het Nederlandse technisch universitair onderwijs in Eindhoven om zodoende het opleiden van kenniswerkers in Zuid-Nederland te stimuleren. Een extra impuls voor het programma Technopartner van het Ministerie van Economische Zaken is in dit verband ook op zijn plaats.

Het Industrieel Platform wil met Minister Brinkhorst een permanente dialoog over de noodzakelijke grotere bijdrage van de publieke sector aan de versterking van Zuid-Nederland als technologische topregio.

Noot voor de redactie:
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Lizeth Kompier, telefoon 0475-352630 (kantoor) of 06-54307260 (mobiel) of met Eugène Princée, secretaris communicatie van de BZW telefoon 013-5944367 (kantoor) of 06-25051507(mobiel).

Terug naar de top van deze pagina.