Industrieel Ontwerpen TU/e

Terug naar de Index SIO

Vergelijking

voorlopige Profiel IO-ingenieur TU/e

met

resultaten Bedrijfstaktoets 2000

onderzoek in opdracht van Technische Universiteit Eindhoven

uitgevoerd door drs.ir. Eric van Zee, Ten Kroode & Van Zee, organisatie-adviseurs.

rapport d.d. 26 oktober 2000.

Inhoudsopgave

0. Inleiding

0.1 Woord vooraf

0.2 Inhoudsopgave

0.3 Verantwoording

0.4 Samenvatting

1. Profiel IO TU/e versus resultaten Bedrijfstaktoets

1.1 Strategy

1.2 Structure

1.3 Systems

1.4 Shared values

 

1.5 Skills

1.6 Staff

2. Conclusies

 
 

3. Literatuur

0.1 Woord vooraf (door de onderzoeker drs. ir. Eric van Zee)

In 1999 hebben wij, in opdracht van het ministerie van Economische Zaken de Bedrijfstaktoets voor de sector Industrieel Ontwerpen uitgevoerd. Daartoe hebben wij in Nederland bijna veertig Industrieel Ontwerpbureaus, opdrachtgevers, engineeringbureaus, onderwijsinstellingen, beroepsorganisaties en branche-organisaties geïnterviewd. In Duitsland, Groot Brittannië, Italië en de Verenigde Staten hebben we in totaal ook ruim veertig interviews uitgevoerd, voornamelijk bij Industrieel Ontwerpbureaus en ook met opdrachtgevers en onderwijsinstellingen. Ter voorbereiding aan de interviews hebben we een uitgebreide desk research uitgevoerd. Uit de studie komt een aantal knelpunten binnen de sector Industrieel Ontwerpen in Nederland naar voren. Uit de aanbevelingen die in het rapport worden gedaan, blijkt op welke wijze die knelpunten kunnen worden opgelost.

In de loop van 1999 hebben verschillende onderwijsinstellingen het initiatief genomen om een nieuwe opleiding Industrieel Ontwerpen te ontwikkelen. Ook de Technische Universiteit Eindhoven ontwikkelt op dit moment een nieuwe opleiding onder de naam Industrieel Ontwerpen / High Technology Design.

Het College van Bestuur heeft ons gevraagd om het voorlopige profiel van de opleiding te vergelijken met de bevindingen uit de Bedrijfstaktoets 2000. Hoe beter de nieuwe opleiding een wezenlijke bijdrage levert aan het oplossen van de geconstateerde knelpunten, hoe waardevoller de nieuwe oplossing is voor de sector Industrieel Ontwerpen in het bijzonder maar ook voor de Nederlandse economie in het algemeen. De sector Industrieel Ontwerpen heeft immers een spilfunctie in de economie. Verbeteringen in die sector zijn van grote betekenis voor de hele economie (multiplier-effecten).

In deze notitie vergelijken wij het voorlopige profiel van de opleiding Industrieel Ontwerpen binnen de Technische Universiteit Eindhoven met de resultaten van de door ons uitgevoerde Bedrijfstaktoets. Op basis daarvan trekken we conclusies over de bijdrage die de nieuwe opleiding kan leveren aan de sector Industrieel Ontwerpen en aan de Nederlandse economie in het algemeen.

0.3 Verantwoording

Bedrijfstaktoets 2000

In de Bedrijfstaktoets 2000, sector Industrieel Ontwerpen (ministerie van Economische Zaken, juni 2000) is een uitgebreide analyse van de sector Industrieel Ontwerpen in Nederland gemaakt. De benchmarkstudie voor de sector Industrieel Ontwerpen heeft twee hoofddoelstellingen:

• Inzicht verschaffen in de verschillen in prestatie tussen de sector enerzijds en belangrijke buitenlandse ontwerpbureaus anderzijds;

• Confronteren met de belangrijkste veranderingen die zullen optreden in voor de sector relevante omgevingsfactoren en de sector inzicht geven in hetgeen deze gaan betekenen voor het functioneren van de sector.

Om op een voor de sector zo relevant en interessant mogelijke wijze invulling te geven aan de onderzoeksdoelstellingen, is gekozen voor een kwalitatieve onderzoeksopzet. In Nederland, Duitsland, Groot-Brittannië, Italië en de Verenigde Staten zijn in totaal ruim tachtig semi-gestructureerde, face-to-face interviews (met een duur van één tot vier uur) met ontwerpbureaus en opdrachtgevers gehouden. Op basis van desk research en gesprekken met Nederlandse ontwerpbureaus zijn de respondenten geselecteerd. Deze selectie vond vooral plaats op basis van succes en reputatie van een bureau op een bepaald terrein.

In deze notitie wordt gebruikgemaakt van alle informatie die in het onderzoek voor de Bedrijfstaktoets 2000 is gebruikt (zowel interviews als desk research). Soms zal letterlijk worden geciteerd uit het onderzoek, vaker zal naar relevante passages worden verwezen.

Betrouwbare kwantitatieve gegevens ontbreken

Voor de Bedrijfstaktoets is een uitgebreide analyse gemaakt van de kwantitatieve gegevens die in Nederland, Duitsland, Groot Brittanië, Italië en de Verenigde Staten beschikbaar zijn. Daaruit is echter gebleken dat voldoende, betrouwbare kwantitatieve gegevens niet voor handen zijn. Dit heeft een aantal oorzaken:

• In de meeste landen is de organisatiegraad van de industrieel ontwerpbureaus gering. De gegevens van branche-organisaties zijn daardoor vaak onvoldoende betrouwbaar. Bovendien geven de gegevens die beschikbaar zijn nauwelijks inzicht in de factoren die voor dit onderzoek van belang zijn.

• In de onderzochte landen wordt het vakgebied op uiteenlopende manieren gedefinieerd. Als er al cijfers op brancheniveau beschikbaar zijn, kunnen die daardoor niet worden vergeleken met gegevens van andere landen.

• In de interviews is gevraagd naar kwantitatieve gegevens (zoals omzet en winst) van de industrieel ontwerpbureaus. Niet alle geïnterviewde ontwerpbureaus waren bereid dergelijke gegevens beschikbaar te stellen. Van degenen die wel een antwoord gaven, was de betrouwbaarheid soms niet van een vergelijkbaar niveau.

In de Bedrijfstaktoets zijn de kwantitatieve gegevens die wel voor handen waren dan ook vooral gebruikt om de resultaten van het betreffende bureau beter te beoordelen. Gezien de problematiek (vooral de uiteenlopende definities van het vakgebied) kunnen betrouwbare kwantitatieve gegevens alleen via een omvangrijk, diepgaand kwantitatief onderzoek worden verkregen. Voor zover bekend is zo’n onderzoek in Nederland niet uitgevoerd.

Rol van het onderwijs versus resultaten Bedrijfstaktoets 2000

In de Bedrijfstaktoets is gebleken dat de meeste Nederlandse Industrieel Ontwerpbureaus worden geleid door ingenieurs die aan de TU Delft zijn opgeleid. De wijze waarop zij hun ontwerpbureau leiden, is nog steeds in belangrijke mate gebaseerd op de denkwijze die zij in hun opleiding hebben geleerd. Het beeld dat uit de Bedrijfstaktoets naar voren komt, vindt dan ook voor een belangrijk deel zijn oorsprong in het onderwijs dat de leidinggevenden van de bureaus hebben gevolgd. De constatering (zie paragraaf 2.5.5 Skills van de Bedrijfstaktoets) dat de "vaardigheden te veel dogmatisch en te weinig vanuit de strategie zijn gestuurd" heeft direct te maken met de opleiding die veel leidinggevenden hebben gevolgd. Het dogma is hen in de opleiding bijgebracht.

Verbeteringen zullen voor de korte termijn bij de bureaus zelf maar voor de lange termijn ook in het onderwijs hun basis moeten vinden. Uit de Bedrijfstaktoets kan een aantal strategieën worden gedestilleerd die ook voor het onderwijs richtinggevend kunnen zijn. In de samenvatting (pagina 28) staat daarover:

"Voor een verdere groei, ook internationaal, is een bredere en/of meer specialistische oriëntatie nodig: op markt en dienstverlening. Nederlandse bureaus zijn nu nog teveel uitvoerende ambachtelijke bedrijven, in plaats van moderne ondernemingen die het internationale bedrijfsleven van dienst kunnen zijn op het gebied van design en innovatiebeleid. Met een bredere oriëntatie en een bredere samenstelling van de medewerkers en leidinggevenden (multicultureler, bredere disciplines) kunnen de Nederlandse bureaus hun huidige vaardigheden combineren met nieuwe vaardigheden (inclusief het snel kunnen visualiseren van ideeën in 2D-tekeningen en 3D-modellen zowel op strategisch als op operationeel niveau) en die inzetten voor advisering van ondernemingen op een meer strategisch en operationeel niveau. Het is daarvoor ook belangrijk dat de individuele bureaus de dogmatische benadering van de invulling van de dienstverlening (van marketingbriefing tot matrijs) loslaten en vanuit hun eigen sterkten en klantenkring de dienstverlening (denk ook aan corporate identity, brand identity) en specialismen opbouwen. Bij het samenstellen van het dienstverleningspakket moeten de ontwerpbureaus ervoor zorgen dat zij langetermijnrelaties (waarin het bureau voortdurend werkzaamheden verricht) met opdrachtgevers kunnen realiseren."

Het profiel dat de TU/e nu kiest, past in de "meer specialistische oriëntatie" waarop in de Bedrijfstaktoets wordt gedoeld.

Resultaten Bedrijfstaktoets versus profiel IO TU/e

In deze notitie worden de resultaten van de Bedrijfstaktoets vergeleken met het voorlopige profiel van de opleiding Industrieel Ontwerpen / high technology design van de TU/e (TU/e, 5 oktober 2000). In hoofdstuk 1 wordt nagegaan in hoeverre het voorlopige profiel aansluit bij de bevindingen en aanbevelingen van de Bedrijfstaktoets (paragraaf 2.5 van de Bedrijfstaktoets). In hoofdstuk 2 worden aan de hand van de analyse uit hoofdstuk 1 de belangrijkste conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan voor verdere verdieping van het profiel.

0.4 Samenvatting

De bevindingen en aanbevelingen van de Bedrijfstaktoets (paragraaf 2.5 van de Bedrijfstaktoets) zijn vergeleken met het voorlopige profiel van de opleiding Industrieel Ontwerpen / High Technology Design van de TU/e (TU/e, 5 oktober 2000). Op basis van die vergelijking kunnen de volgende conclusies ten aanzien van het voorlopige profiel worden getrokken.

Het voorlopige profiel sluit aan bij belangrijke bevindingen uit de Bedrijfstaktoets en geeft aan een groot deel van de aanbevelingen uit de Bedrijfstaktoets concreet inhoud. In combinatie met de sterke gerichtheid van de opleiding op projecten van complexe aard en met een hoge technologie- en innovatie-inhoud, maakt dat het voorlopige profiel van de opleiding aansluit bij behoeften in de markt die in de Bedrijfstaktoets zijn gebleken en kwalitatief aanvullend is aan de huidige opleidingen voor industrieel ontwerper.

Aanbevelingen

Ten aanzien van de volgende aspecten is het aan te bevelen om het voorlopige profiel verder te verdiepen.

• Meer aandacht voor management onderwerpen als strategie en marketing

• Meer aandacht voor structurele internationale samenwerkingen

• Design for outsourceability

• Ontwikkel effectieve communicatiesystemen

• Zorg dat de ontwerper zich ziet als een van de schakels in het ontwerpproces (en niet als het centrum van het ontwerpproces)

• Besteed nadrukkelijk aandacht aan briefing en debriefing

1. Resultaten Bedrijfstaktoets versus profiel IO TU/e

In dit hoofdstuk worden de bevindingen en aanbevelingen van de Bedrijfstaktoets (paragraaf 2.5 van de Bedrijfstaktoets) vergeleken met het voorlopige profiel van de opleiding Industrieel Ontwerpen / high technology design van de TU/e (TU/e, 5 oktober 2000). De tussenkopjes geven steeds de betreffende bevinding uit de Bedrijfstaktoets weer.

1.1 Strategy

Beperkte business-definitie/scope

In het voorlopige profiel wordt relatief weinig aandacht besteed aan meer algemene management-vaardigheden zoals ondernemingsstrategie. Dat is een gevolg van de keuze voor een meer technisch specialistische ontwerpopleiding. Toch is het voor studenten in dit vakgebied van essentieel belang om ook voldoende inzicht en vaardigheden op het gebied van management te hebben. Immers, zij zullen straks functioneren in veelal leidinggevende posities in grote en kleinere ondernemingen. Bovendien is het ontwikkelen van nieuwe producten in toenemende mate niet meer een vooral technisch gestuurde activiteit maar gaat het steeds meer om de snelle vertaling van kansen in de markt naar nieuwe technologieën of het zelf creëren van kansen in de markt op basis van nieuwe technologieën. Kennis en ervaring op dat terrein is essentieel voor een goed functioneren van iemand die leiding geeft aan een productontwikkelingsproces.

In het voorlopig profiel wordt ook aangegeven dat competenties worden ontwikkeld op de gebieden analyse, synthese van deeloplossingen, proefontwerpen, validatie, verificatie, eindontwerp en productrealisatie. Het is aan te bevelen om daarin ook productredesign als een afzonderlijke discipline op te nemen. Zeker bij complexe industriële producten vormt productredesign een zeer belangrijke discipline: er worden immers vaker aanpassingen aan bestaande producten gedaan dan volledig nieuwe producten ontwikkeld.

Te weinig internationaal, multicultureel

Een internationale component vormt een verplicht onderdeel van het curriculum. Hiermee geeft de TU/e een eerste invulling om ontwerpers een internationale oriëntatie in de opleiding mee te geven. Dat zou nog verder kunnen worden verdiept bijvoorbeeld door ook in de rest van het curriculum expliciet gebruik te maken van structurele samenwerkingen met buitenlandse opleidingen, opdrachtgevers en ontwerpbureaus. Daarbij is het van belang niet alleen de Nederlandse of Europese culturen te betrekken maar ook culturen van belangrijke economieën zoals de Verenigde Staten, Japan, Taiwan, China enzovoort.

OEM-ers gaan kleiner deel van de producten zelf ontwikkelen

In de regio van de TU/e zijn enkele belangrijke Nederlandse OEM-ers gevestigd (onder andere ASML, Philips, Toolex, OCE). Bij de totstandkoming van de opleiding Industrieel Ontwerpen aan de TU/e spelen enkele van deze ondernemingen een belangrijke rol. De combinatie van het technologische gericht profiel en de nabijheid van multinationale OEM-ers biedt de TU/e een uitstekende uitgangspositie om een bijdrage te leveren aan de invulling van de strategie van de OEM-ers om een kleiner deel van de producten zelf te gaan ontwikkelen. Onderwerpen als ‘design for outsourceability’ moeten dan ook een belangrijke plek krijgen in het curriculum. Daarbij spelen bijvoorbeeld ook logistieke aspecten een rol. Ook de beheersing van het ontwerpproces waarbij veel externe partners (ontwerpbureaus, engineeringbureaus, toeleveranciers) zijn betrokken vergt een bijzondere aandacht. Ten opzichte van het voorlopige profiel behoeft dit onderwerp nog een nadere verdieping.

Onvoldoende klantgericht

In het voorlopige profiel wordt "communicatie met individuen en groepen binnen en buiten het ontwerpproces" als centraal thema aangemerkt. Bovendien staat in het voorlopige profiel dat "veel aandacht wordt besteed aan de plaats van het IO-vakgebied tussen markt en producent en tussen de gebruiker en de techniek". Klantgerichtheid lijkt in het voorlopige profiel voldoende te worden gewaarborgd.

Nederlandse opdrachtgevers zijn zich onvoldoende bewust wat design aan hun concurrentiepositie kan bijdragen

De samenwerkingen van de TU/e met TNO Industrie en Philips design kunnen bijdragen aan een beter bewustzijn van Nederlanders opdrachtgevers over de bijdrage die industrieel ontwerpen kan leveren. Het is aan te bevelen om deze samenwerkingen verder uit te breiden met managementopleidingen op universitair en HBO-niveau.

1.2 Structure

Relatief verticaal georganiseerd

Aan de wijze waarop Industrieel Ontwerpbureaus zijn georganiseerd, kan een opleiding zoals aan de TU/e wordt ontwikkeld, geen substantiële bijdrage leveren.

Te weinig en te smal georiënteerde samenwerkingen

Op het gebied van samenwerkingen kan een opleiding juist wel een bijdrage leveren. Door in het onderwijs al te leren om samen te werken (ook buiten de grenzen van de faculteit en universiteit) wordt samenwerken een natuurlijke eigenschap van de ontwerpers. In het voorlopige profiel wordt nu vooral een koppeling gelegd met onderzoeksprogramma’s die op andere plekken binnen de TU/e lopen. Deze, op zich goede, vormen van samenwerkingen zouden verder moeten worden uitgebreid met samenwerkingen buiten de TU/e.

1.3 Systems

Beheersing van het ontwerpproces nog onvoldoende ontwikkeld

In het voorlopige profiel blijkt dat de beheersing van het ontwerpproces als een belangrijk onderdeel wordt gezien (meta-ontwerpen / design research).

Communicatiesystemen voor klanten op afstand nog onvoldoende ontwikkeld

In het voorlopige profiel wordt enkele keren communicatie centraal gezet. Het is aan te bevelen om dat verder uit te werken en daarbij ook het belang van effectieve communicatiesystemen aan te geven. Veel productontwikkelingsprocessen vinden immers plaats op verschillende locaties binnen multinationale ondernemingen.

1.4 Shared values

Te introvert: teveel naar binnen en op de eigen branche gericht

De TU/e streeft onder meer via structurele samenwerkingen met de Design Academy en TNO Industrie een extroverte cultuur na. Ook bij de samenstelling van de staf voor de opleiding probeert de TU/e een introverte cultuur te vermijden. De TU/e wil vooral werken met docenten die voor een groot deel van hun tijd werkzaam zijn in de internationale praktijk van het product design en slechts een deeltijdfunctie aan de TU/e uitoefenen.

Ontwerpbureaus zien zichzelf te vaak als middelpunt

In het voorlopige profiel wordt de aan de TU/e opgeleide ingenieur als een ‘netwerk’-ingenieur omschreven. Het is aan te bevelen om verder te expliciteren dat de ‘netwerk’-ingenieur altijd vanuit het belang van de opdrachtgever denkt en werkt.

1.5 Skills

Vaardigheden te veel dogmatisch en te weinig vanuit strategie gestuurd

Meta-ontwerpen / design research wordt door de TU/e als een belangrijke discipline gezien. Een van de taken daarvan is om de vaardigheden van de ontwerpers steeds verder te ontwikkelen zodat zij daarmee opdrachtgevers op verschillende (en steeds weer nieuwe) terreinen beter van dienst kunnen zijn.

Communicatief niet sterk

In het voorlopige profiel wordt "communicatie met individuen en groepen binnen en buiten het ontwerpproces" als centraal thema aangemerkt: "vanaf het begin wordt veel belang gehecht aan het stimuleren van zelfstandig en onafhankelijk denken, het ontwikkelen van originele ideeën, het betrekken van een individueel en maatschappelijk relevante stellingname en het presenteren en beargumenteerd verdedigen van standpunten".

Te weinig lateraal denken

Het ontwerpgericht onderwijs (OGO) maakt vanaf het eerste jaar een belangrijk deel uit van het totale studiepakket. Daar vindt het ontwikkelen van creativiteit plaats en komt het interdisciplinaire karakter van het vak tot uitdrukking. Het voorlopige profiel kan ten aanzien van dit aspect verder worden aangescherpt onder meer door nadrukkelijk expliciet aandacht te besteden aan briefing en debriefing: het positief kritisch analyseren van de vraag die een opdrachtgever stelt in plaats van op basis van de briefing klakkeloos een product te gaan ontwikkelen.

1.6 Staff

Bureauleiding is teveel ontwerper en te weinig ondernemer

Aan de samenstelling van de leiding van ontwerpbureaus kan een opleiding in principe weinig bijdragen. Wel is het van belang dat ontwerpers het inzicht hebben dat ook andere dan technische facetten van cruciaal belang zijn voor succesvolle producten en het daarom belangrijk is andere disciplines bij het ontwerpproces te betrekken.

Ontwerponderwijs sluit onvoldoende aan op de praktijk

De TU/e geeft concreet vorm aan relaties met de ontwerppraktijk onder meer door de samenwerkingen met de Design Academy maar vooral in de samenwerking met TNO Industrie. Bovendien wil de TU/e vooral werken met docenten die voor een groot deel van hun tijd werkzaam zijn in de internationale praktijk van het product design en slechts een deeltijdfunctie aan de TU/e uitoefenen.

In het voorlopige profiel kan nog beter worden uitgewerkt op welke wijze de TU/e ervoor zorgt dat ingenieurs ook worden opgeleid om ondernemingen op strategisch niveau deskundig te kunnen adviseren over productontwikkeling.

In het voorlopige profiel wordt toekomstgerichtheid (onder meer via trendwatching, scenario’s en roadmapping) als een expliciete vaardigheid van de ontwerper gezien.

De opleiding aan de TU/e is overwegend Engelstalig. Daarmee geeft de TU/e voor een deel invulling aan de aanbeveling om in het ontwerponderwijs ook de internationale taalvaardigheid te ontwikkelen.

2. Conclusies

Profiel IO TU/e sluit aan bij belangrijke bevindingen uit de Bedrijfstaktoets

Het voorlopige profiel sluit aan bij belangrijke bevindingen uit de Bedrijfstaktoets. Aan de volgende aanbevelingen uit de Bedrijfstaktoets geeft het voorlopige profiel concreet inhoud.

• Internationaal georiënteerd

• Samenwerking met multinationale OEM-ers om vernieuwingen in hun productontwikkelingsproces (samen met ontwerpbureaus, engineeringbureaus en toeleveranciers) vorm te geven

• Klantgerichtheid staat centraal

• Samenwerkingen staan centraal (TNO Industrie, Design Academy, onderzoeksinstituten)

• Beheersing van het ontwerpproces vormt een belangrijk aandachtspunt: meta-ontwerpen en design research

• Communicatie naar verschillende groepen staat centraal (intern, opdrachtgevers, samenwerkingspartners)

• Extroverte cultuur staat centraal (onder meer door veel met deeltijddocenten uit de internationale ontwerppraktijk te werken)

• IO’er als netwerk-ingenieur

• Toekomstgerichtheid vormt een expliciet onderdeel

Deze eigenschappen gecombineerd met de sterke gerichtheid van de opleiding op projecten van complexe aard en met een hoge technologie- en innovatie-inhoud, maakt dat het voorlopige profiel van de opleiding aansluit bij behoeften in de markt die in de Bedrijfstaktoets zijn gebleken en kwalitatief aanvullend is aan de huidige opleidingen voor industrieel ontwerper.

Aanbevelingen

Ten aanzien van de volgende aspecten is het aan te bevelen om het voorlopige profiel verder te verdiepen.

• Meer aandacht voor management onderwerpen als strategie en marketing

Het ontwikkelen van nieuwe producten in toenemende mate niet meer een vooral technisch gestuurde activiteit maar het gaat steeds meer om de snelle vertaling van kansen in de markt naar nieuwe technologieën of het zelf creëren van kansen in de markt op basis van nieuwe technologieën. Kennis en ervaring op dat terrein is essentieel voor een goed functioneren van iemand die leiding geeft aan een productontwikkelingsproces.

• Meer aandacht voor structurele internationale samenwerkingen

Het is aan te bevelen de aandacht voor internationale samenwerking nog verder te verdiepen bijvoorbeeld door ook in de rest van het curriculum expliciet gebruik te maken van structurele samenwerkingen met buitenlandse opleidingen, opdrachtgevers, onderzoeksinstituten en ontwerpbureaus. Daarbij is het van belang niet alleen de Nederlandse of Europese culturen te betrekken maar ook culturen van belangrijke economieën zoals de Verenigde Staten, Japan, Taiwan, China enzovoort.

• Design for outsourceability

Het is aan te bevelen om onderwerpen als ‘design for outsourceability’ een belangrijke plek te geven in het curriculum. Daarbij moeten ook logistieke aspecten een belangrijke rol spelen alsmede de beheersing van het ontwerpproces waarbij veel externe partners (ontwerpbureaus, engineeringbureaus, toeleveranciers) zijn betrokken.

• Samenwerkingen uitbreiden met managementopleidingen

Het is aan te bevelen om de in het voorlopige profiel voorgestelde samenwerkingen verder uit te breiden met samenwerkingen met internationale managementopleidingen op universitair en HBO-niveau.

• Ontwikkel effectieve communicatiesystemen

Omdat veel productontwikkelingsprocessen plaatsvinden op verschillende locaties binnen multinationale ondernemingen is het belangrijk om goede systemen te ontwikkelen en te doceren voor communicatie op afstand tijdens ontwerpprocessen.

• Zorg dat de ontwerper zich ziet als een van de schakels in het ontwerpproces (en niet als het centrum van het ontwerpproces)

Het is aan te bevelen om in het profiel verder te expliciteren dat de ‘netwerk’-ingenieur altijd vanuit het belang van de opdrachtgever denkt en werkt.

• Besteed nadrukkelijk aandacht aan briefing en debriefing

Het voorlopige profiel kan ten aanzien van het aspect lateraal denken verder worden aangescherpt onder meer door nadrukkelijk expliciet aandacht te besteden aan briefing en debriefing: het positief kritisch analyseren van de vraag die een opdrachtgever stelt in plaats van op basis van de briefing klakkeloos een product te gaan ontwikkelen.

3. Literatuur

Ministerie van Economische Zaken

• Bedrijfstaktoets 2000, sector Industrieel Ontwerpbureaus, juni 2000-10-26

Technische Universiteit Eindhoven

• Missie/Profiel TU/e 2000 Onderzoek gedreven en ontwerpgestuurd onderwijs in geselecteerde technologiegebieden, vertrouwelijk concept, 5 oktober 2000

• Industrieel Ontwerpen aan de Technische Universiteit Eindhoven, een globale marktverkenning, mei 2000

• Curriculum Industrieel Ontwerpen TU/e, 25 mei 2000

Terug naar de top van deze publicatie